Nov. 1912.] Korte Mededeelingen. 1 136 de algemeene bevelhebber aan zijn troepen een onaantastbaar gevechts front weet te geven en op het beslissende punt, waar hij zijn tegen stander wil verslaan, de meeste kracht kan ontwikkelen maar dat alles is niet voldoende, indien de infanterie niet in vredestijd heeft geleerd den eigenlijken aanval, welke moet worden ondernomen, goed uit te voeren, en te doen wat noodig is om onder het vijandelijk vuur ter rein te winnen en de tirailleurlinie te voeden met het doel den vijand aan het lijf te komen en te vernietigen. Indien de infanterie niet ge schikt is voor die taak, dan zullen zelfs de best voorbereide aanvallen mislukken door gebrekkige uitvoering. Laten we aannemeD, dat de hoogste bevelhebbers bekwaam zijn in het leiden van een veldslag dat zij een sterk en krachtig bewapend ge vechtsfront hebben gevormd en op het beslissende punt voldoende krach ten hebben verzameld om het gevechtsplan ten uitvoer te kunnen bren gen nl. het vijandelijk front te doorbreken, onder den voet te loopen of te omvatten." „Laten we aannemen, dat de divisie- en de brigadecommandanten bekwaam zijn in het leiden van het gevecht van de onder hunne be velen staande eenheden in eene, zoowel in de breedte als in de diepte, door nevenafdeelingen beperkte ruimte; dat zij die eenheden zonder op het verliezen gevechtsveld hebben gebracht, in de diepte geëchelon- neerd tegenover het gevechtsdoel, om ze op den vijand te werpen." ,,Wat baten echter al die kunde en al die voorbereiding, zoo nood zakelijk en tevens zoo moeilijk, ook al worden zij tot den hoogsten graad opgevoerd, wanneer het werktuig, dat den arbeid moet ver richten niet of slecht functionneert d. i. wanneer de infanterie geen juist begrip heeft van de wijze, waarop de aanval, welken zij heeft te ondernemen, moet worden uitgevoerd; wanneer zij den vijand niet weet te naderen of deze beweging slecht uitvoert". „Het gevechtsfront, hoe krachtig ook, zal dan niet in staat zijn een forschen stoot toe te brengende divisiën, brigades enz., hoe goed ook opgesteld, zullen geen kracht kunnen ontwikkelen; de troe pen hoe dapper ook, zullen geen beslissende resultaten kunnen be halen zij zullen nuttelooze verliezen lijden, hunne aanvallen zullen mislukken, en dit alles ten gevolge van het feit, dat hun de vaar digheid in het uitvoeren van den aanval ontbreekt". „Hieruit volgt, dat het optreden van de infanterie den grondslag vormt van ieder krijgsplan, van alle strategische en van alle tactische maatregelen. Van het meer of minder doeltreffende van het optreden der infanterie hangt het lot van den veldslag af. Zij is het, die be slist omtrent den uitslagdie infanterie, die grondig voor hare taak is opgeleid, zal ook bij een minder deugdelijk gevechtsplan het succes weten te verzekeren, terwijl het beste plan is gedoemd te mislukken, wanneer het moet worden uitgevoerd door infanterie, die niet ten volle voor hare taak is berekend". „Wat de infanterie en zij die haar rechtstreeks aanvoeren bovenal noodig hebben, is practische bekwaamheid voor de zuiver infanteris- tische taak; dit is voor hen veel meer noodig dan krijgsspel, weten-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1912 | | pagina 64