Korte Mededeelingen. [Nov. 1912. lioen worden volstaan. Wordt echter 700 patronen per man tot grond slag voor de benoodigde hoeveelheid genomen, dan stijgt dit aantal, mede gelet op de invoering van mitrailleurs bij het veldleger, waarvoor per stuk op 80 000 patronen is gerekend,tot 120 millioen. Op grond van het vorenstaande werden dan ook door ondergetee- kende bereids maatregelen getroffen, om tot dien meerderen patronen- voorraad te geraken en werden daartoe op de begrooting voor 1912 gelden uitgetrokken voor den aanmaak van zulk een aantal, dat op 1 Januari 1913 ongeveer 70 millioen patronen beschikbaar zullen zijn. Alsdan zullen derhalve nog ongeveer 50 millioen patronen ontbreken, waarmede een bedrag van rond f 2 250 000 is gemoeid. 2°. Munitievoorraad der bereden artillerie. Vóór de invoering van het snelvuurveldgeschut werd een munitie- voorraad van 530 schoten per kanon voldoende geacht. Bij de verwapening van de Nederlandsche bereden artillerie met 7 c.M. snelvuurkanonnen meende men nog met 650 ladingen per vuurmond te kunnen volstaan, een getal, dat reeds toen per kanon 150 schoten minder gaf dan men in Zwitserland had noodig geoordeeld; waarbij intusschen valt op te merken, dat in 1903 nog geen oorlogsondervinding met snelvuurgeschut was opgedaan. Hoewel sedert de munitiehoe veelheid hier te lande uit de gewone be grooting geleidelijk tot 816 schoten per stuk werd opgevoerd, waarvan 332 schoten te velde, 296 schoten in het depot, en 188 schoten in reserve, werd dit aantal zoowel door Minister Cool als door ondergeteekende niet meer voldoende geacht. Niet alleen omdat het munitieverbruik in de moderne oorlogen belangrijk grooter was dan vroeger (door één batterij werd op 24 Juli 1904 in den slag bij Taschitschao per stuk 522 schoten afgegeven, op 30 Augustus van dat jaar in den slag bij Liaoyan 422 schoten), doch mede omdat de hoeveelheid schoten per vuurmond voor ons leger vooral niet minder mag zijn dan bij onze naburen, die, per bataljon infanterie gerekend, toch reeds beschikken over belangrijk meer artilleriekracht. Door de gewijzigde organisatie zal het aantal schoten, dat te velde per stuk wordt medegenomen, 367 bedragen, terwijl reeds maatregelen zijn getroffen om den totalen munitievoorraad tot 1000 per stuk op te voeren. Voor ongeveer de helft dier vermeerdering van 1000 816= 184 schoten per stuk, of totaal 180 X 184 33 120 schoten, werden op de begrooting van 1912 reeds gelden uitgetrokken, waardoor thans nog gerekend kan worden op eene uitgaaf van rond 4 ton (voor pl. m. 16 500 schoten). Keukemsagens Door hel neldleger. Wil het veldleger in staat zijn om metterdaad los van liniëu en stellingen te ageeren, dan moet aan de troepen de gelegenheid verschaft worden om op elk gunstig oogenblik het eten te nuttigen. 1151

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1912 | | pagina 79