Querzicht dgii eenige Tijdschriften. Mavors '1912 No. 9. Als aanvangsartikel valt te vermelden ogh zeer lezenswaardige studie van den kapitein J, M. Sluys: „De recrutenopleiding bij de infanterie." Hoewel meer in het bijzonder geschreven met het oog op JSIederlandsche toestanden, bevat het artikel toch ook algemeene beschouwingen over de opleiding, die als zoodanig ook voor ons van waarde zijn. Onder „De moreele opvoeding" lezen we o.a. „Men stelle eens bij wijze van proef veel interesse ten toon in de voeding van den soldaat en men zal ontwaren, hoe in een minimum van tijd het aantal klachten over het eten tot een maximum aangroeit." S. zou wenschen, dat van hoogerhand meer nadruk werd gelegd op de practische zijde van het opleidingsvraagstuk in dien zin, dat tot de verplichte kundigheden van den afgerichten soldaat ook werd gerekend de vaardigheid in het zich bereiden van een eenvoudig maal. Het oordeel van S. over het Nederlandsche kader is al bijzonder gunstig. Hij spreekt daarvan als van „een instituut van mannen met plichtsbetrachting en verantwoordelijkheidsgevoel." Een mooi vertrouwen voorzeker, maar of daarom controle zoo geheel en al mag worden losgelaten, als S. dat wenscht, zouden we niet ten volle willen onder schrijven. Besluiten we met de navolgende aanhaling: „Men verge niet te veel van het kader en zij niet mistroostig, indien men gedurende de dienst uren ofiicieren ziet tennissen, of onderofficieren in de cantine verblijven; de overbelasting kan slechts schaden aan de kwaliteit van het onderricht." De le Luit. der art. Jhr. Alting von Geusau geeft ons de uitwerking van eene reeds in het vorig Mavorsnummer vermelde taktiekopgave. Deze opgave behandelt het optreden van een batterij veldartillerie bij een voorhoede. Na verkregen aanraking met den vijand lezen we omtrent de hande lingen van de batterij o a. het navolgende: „De art. Commandant ziet weinig van den vijand; waar het Damreesche spoor in den houtopslag verdwijnt, ziet hij eenige kopschijven en hoewel dat nu eigenlijk geen loonend doel is voor de artillerie, denkt hij aan den moreelen steun, dien de zware stem van het geschut aan het voetvolk geeft. Denken aan dien moreelen steun, soit, maar wij hadden in dit geval niet geschoten. S. laat aan die paar G. K. T. schoten, wel is waar, het noodige succes verbinden, maar hoe, zouden we willen vragen, als daardoor eens de plaats der batterij aan in bewakingstelling staande artillerie van de tegenpartij was verraden 1158

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1912 | | pagina 86