Nov. 1912.] Mededeelingen betreffende het Indisch Leger. gouddraad, voor de onderofficieren beneden den rang van adjudant onderofficier van oranje zijde, en voor de militairen beneden den rang van onderofficier van geel kemelshaar. Op de bij de witte uniformjas behoorende schouderbedekkingen wordt een gelijksoortig embleem gedragen van hoog gebombeerd ver zilverd metaal. c. Yoor de militairen van den Topografischen Dienst is de uit- monsteringkleur groen, voor de hoofd- en subalterne officieren de kraag van de attila en de bij de witte jas behoorende schouderbedek kingen aan de buitenzijde bekleed met laken in die kleur, terwijl, met uitzondering van het voor het dienstvak voorgeschreven embleem, de metalen deelen en de overige versierselen van de uniform worden ge dragen als voor de militairen van het wapen der infanterie is vastgesteld. 5. Yoor de bereden militairen beneden den rang van adjudant onderofficier worden naast de vaste sporen, riemsporen ingevoerd. Ook aan de officieren, onderluitenants en adjudanten onderofficier zal worden vergund in door den Leger Commandant vast te stellen bepaalde gevallen van dergelijke sporen gebruik te maken. 6. Door de gepensionneerde en eervol ontslagen officieren, aan wie is vergund de activiteitsuniform te blijven dragen, wordt bij de attila steeds het halssnoer gedragen. 1162

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1912 | | pagina 90