fflededeelingen betreffende hef
Indisch heger,
Kleeding en Uitrusting.
Voorstellen zijn gedaan tot het aanbrengen van de navolgende wij
zingen in de kleeding en uitrusting van de militairen van het Leger
in Nederlandsch-Indië
1. De mantel der Officieren, Onderluitenants, Adjudanten Onder
officier en de met dezen rang geassimileerde militairen wordt vervangen
door een mantel van waterdichte wollen stof van grijsgroene kleur,
terwijl die der militairen beneden den rang van Adjudant Onderofficier
wordt vervangen door een gelijksoortig kleedingstuk van grijsgroene
waterdichte serge.
2. De 'bamboehoed wordt vervangen door een hoofddeksel van een
door den Leger-Commandant vast te stellen model.
Het ligt daarbij in de bedoeling om, indien de thans met vilten
hoeden van grijs-groene kleur bij de afdeeling wielrijders plaats heb
bende proeven tot een gunstig resultaat lelden, deze hoeden eenigs-
zins gewijzigd in te voeren.
3. Voor de militairen van het Nederlandsch-Indisch Leger, die in
Nederland verblijf houden, wordt eene veldkleeding ingevoerd van het
zelfde model en van gelijke kleur als die, welke voor de militairen
hier te lande is vastgesteld, echter met dit verschil, dat gedurende
den winter die kleeding van grijsgroene serge en in den zomer van
grijsgroen katoen wordt gedragen.
4. De navolgende onderscheidingsteekenen ter onderkenning van
wapen of dienstvak worden ingevoerd:
a. Voor de Adjudanten Onderofficier- en de sergeanten- majoor
instructeur een wapenknoop, te dragen ter weerszijden van den kraag
der attila (c. q. witte jas), met een middellijn van 3 cM., voorzien van
het Nederlandsche wapen, gebombeerd, hoog 20 en breed 10 milli
meter. om het wapen een band, breed 4 millimeter, met het opschrift
„Je maintiendrai", voor den adjudant onderofficier van verguld en
voor den sergeant-majoor van geel metaal
b. Voor de bij de mitrailleur compagnieën ingedeelde militairen een
gevlamde granaat, lang 1, breed 1 centimeter, te dragen ter weers
zijden vau den kraag der attila, voor de officieren geborduurd van
D Verstrekt door het D- v. O.
1161