Leger en vloot bij de verdediging v. Ned.-Indie. [Dec. 1912.
men met een goed georganiseerde kustverdediging de landing
zoo ernstige moeilijkheden in den weg kan leggen, dat mag
worden aangenomen, dat het geld daarin gestoken zijn rente
zal opbrengen, vooral als op het mobiele gedeelte dier defen
siemiddelen den nadruk wordt gelegd.
Van een handhaven van de neutraliteit zal dan niet veel
terecht komen, daar deugen de kustverdedigers niet voor.
Maar bij de bekrompen politiek, waar deze oplossing van het
defensievraagstuk het uitvloeisel van is, moet ons dat ook
niet veel kunnen schelen. We verdedigen immers de buiten
bezittingen niet, wat raakt ons dan daar een schending van
de neutraliteit. Bondgenooten benadeelen we daardoor niet,
want die zullen we niet hebben. Zoodra een oorlog uitbreekt,
kruipen we als een slak in zijn huisje en hopen dat het onweer
over ons heen zal trekken.
Hoe vernederend deze oplossing voor ons nationaliteitsbe-
wustzijn moge zijn, het lijkt ods toch beter tenminste één
stukje weermacht te hebben, dat iets beteekent, dan de ver
snippering van het geld over de drie deelen, waarvan het
gevolg is geweest, dat we nooit iets anders hebben kunnen
krijgen dan een onbeteekenende vloot, een vrijwel waardelooze
kustdefensie en een onvoldoende geoutilleerd leger.
Komt men echter eindelijk tot de conclusie, dat de politieke
toestand in het ontwakend Oosten eischt, dat we voor de veilig
heid van ons waardevol bezit meer dan thans moeten beste
den, dan is het zaak na te gaan of een krachtige vloot binnen
ons bereik valt.
En zou zulks alleen mogelijk zijn door op het leger te
bezuinigen, dan zouden wij niet aarzelen in die richting de
oplossing te zoeken.
Liever een sterke vloot en een zwak leger, dan een sterk
leger en geen of een zwakke vloot.
WaDt met een sterke vloot wordt de mogelijkheid in uitzicht
gesteld om in plaats van de verdediging van Java, die van
Indië ter hand te nemen, ja, om in gunstige gevallen buiten
den archipel op te treden, waardoor een bondgenootschap met
1183
I. M. T. 1912. 76.