Dec. 1912.] Leger en vloot bij de verdediging v. Ned.-Indie. ons waarde krijgt en we in het Oosten een mogendheid worden, waarmee rekening moet worden gehouden. Dan zullen we het hoofd weer kunnen oprichten in het be wustzijn, dat we slagen kunnen toebrengen, wanneer iemand het waagt een vinger naar ons bezit uit te steken, dan alleen zullen we het drukkende, het ontmoedigende en vernederende gevoel van ons Indisch rijk alleen te bezitten bij de gratie, dan wel door den naijver van andere mogendheden van ons af kunnen zetten en zal onze politiek van ieder en alles ontzien kunnen plaats maken voor een meer zelfbewuste, een meer brutale. Waar in den Stillen Oceaan de toekomst van een Grooter Nederland ligt, zullen we dan kunnen en mogen verwachten in de twintigste eeuw hier een opleving te zien van ons na- tionaliteitsbewustzijn, dat helaas in den loop van de vorige in Europa een bedenkelijken knak gekregen heeft. Hopen we daarom, dat de urgentie erkend en de middelen gevonden worden om ons een krachtige vloot te verschaffen, als het kan met, maar als het moet ook zonder krachtig leger. Een krachtige vloot is voor Neclerlandsch-Indië een questie van „to be or not to be." November1912. H. J. D. de Fremery. Kap. v. d. Gen. Staf. 1184

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1912 | | pagina 18