5et neutrale hoefijzer «Stadhouder.'
Daar het door den militairen paardenarts Dr. L. Stadhouder-
voorgesteld hoefijzer i) op het eerste gezicht niet geheel ver
werpelijk lijkt, is het niet ondienstig de doelmatigheid er
van eens nader in beschouwing te nemen.
Yoor een juiste beoordeeling van dit ijzer, wat betreft zijn
bruikbaarheid en de voordeelen, die het zou opleveren, zal
men zich in de eerste plaats goede rekenschap moeten geven
van de wijze, waarop thans bij de cavalerie evenals de
heer Stadhouder, houd ik hier alleen maar rekening met dit
wapen in het hoefbeslag wordt voorzien. Immers als men
spreekt van voordeelen bij een nieuw of ander ijzer, dan
sluit dit stilzwijgend eene vergelijking in met den bestaanden
toestand. Het wil mij voorkomen, dat Stadhouder bij het
aanprijzen van zijn ijzer dit eenigszins uit het oog heeft verloren.
Van de gebruikelijke ijzers voeren de cavaleriepaarden steeds
een compleet stel met zich mede, de reserveijzerswelke, toen
de paarden het laatst zijn beslagen geworden, voor de hoeven
pasklaar zijn gemaakt en door de smeden zonder bezwaar
koud kunnen worden ondergelegd.
Verder voeren de hoefsmeden per peloton 2 toonijzers mede,
welke als noodbeslag moeten worden beschouwd en alleen
worden ondergelegd voor het geval het niet mogelijk is een
reserveijzer onder te leggen.
Voorts wordt dit volledigheidshalve in den bagagetrein
van een escadron met de draagbare smidse medegevoerd eene
hoeveelheid half afgewerkte ijzers (zonder lip en afhelling), vol
doende voor de halve sterkte aan paarden, en een hoeveel
heid staafijzer voldoende voor eene zelfde hoeveelheid :i oef ijzers.
De door Stadhouder opgegeven voordeelen zijn:
1185
1) Zie I. M. T. 1912 Afl. 9 blz. 931.