Memorie van Antwoord. Uitgaven in Indië). 1246 Dec. 1912.] OoblogsbectRooting 1913. over samenwerking van de genie met het departement van burgerlijke openbare werken. Onderafdeeling 231. Sommige leden betuigden hunne instemming met de in de Memorie van Toelichting vermelde voorstellen betref fende de reserve. Onder af deeling 344. Door een der leden werd de wensch geuit dat het verkrijgen van den sergeantsrang mogelijk zou worden gemaakt voor alle militaire vaklieden. Voorts werd gevraagd of het voordeel van de in de toelichting bedoelde uitbreiding van het aantal gegradueerden niet ten deele vervalt door de daarmede gepaard gaande vermindering van de jaar- lijksche uitgaven aan werkgeld. Onderafdeeling 268. Door eenige leden werd aangevoerd, dat de wervers en de werfbiljetten eene te gunstige voorstelling geven van hetgeen de aangeworveEen wacht. Onderaf deeling 286. Door sommigen werd gevraagd, of het wel goed is de promotie bij opneming van officieren in°het vrij willige automobielkorps sneller te doen plaats hebben. Eenige anderen meen den, dat dit een practisch middel is om deelneming in dit korps te bevorderen. Onderaf deeling 290. Gevraagd werd, of bij de legerautoriteiten, eenstemmigheid bestaat ten aanzien van de formatie en organisatie van mitrailleursafdeelingen en of de formatie zal overeenkomen met die der Nederlandsche afdeelingen. Bij de beoordeeling van de raming dezer afdeeling moet in het oog gehouden woraen dat onder het in het Voorloopig verslag bedoelde hoogere bedrag een cijfer van niet minder dan 5 ton voor het door trekken van de Atjeh-tram is begrepen, terwijl verder ook belangrijke bedragen zijn uitgetrokken voor positieverbetering van het personeel. riet is den ondergeteekende niet duidelijk, welke bedenking zou kunnen bestaan tegen de wijze, waarop in de Memorie van Toelichting hetbedrag der uitgaven door aftrek van posten, van niet militairen aaru is verminderd. Immers ten einde een juist inzicht te verkrijgen in de eigenlijke legeruitgaven, behoort het totaal der IXde Afdeeling te worden verminderd met die uitgaven, welke niet uitsluitend ten behoeve van het leger geschieden. Daartoe is in de Memorie van Toelichting in het licht gesteld dat een bedrag van f 3 907 943 strekt tot dekking van uitgaven, die niet van speciaal militairen aard zijn of die geheel dan wel gedeeltelijk aan den Lande worden terug betaald.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1912 | | pagina 80