1248
Dec. 1912.] OORLOGSBEGROOTING 1913.
Verslag betreffende de Indische begrooting voor het loopende dienst
jaar.
Ofschoon de ondergeteekende meent te moeten betwijfelen of, na de
reeds in 1908 getroffen maatregelen, waardoor de menagefondsen
werden ontlast van verschillende uitgaven, die niet geacht worden
uitsluitend te strekken in het belang van den man zelf, een verder
gaan op dien weg nog een zoodanigen invloed zoude kunnen hebben
op de voedingsgelden, dat de voeding van den soldaat er beduidend
bij zou kunnen winnen, is hij niettemin bereid daarover met de
Indische regeering in overleg te treden.
Een onderzoek naar de in het Voorloopig Verslag besproken mal
versatiën in de menages kan naar de meening van den ondergeteekende
niet vruchtdragend zijn, zoolang hem de menages niet worden genoemd,
waar die malversatiën zouden hebben plaats göhad.
Over de hoedanigheid van het schoeisel der mindere militairen
zijn bij het Departement van Koloniën geen klachten ontvangen
Wel blijkt uit de dagbladen, dat in Indië eene afkeuring van
schoenen heeft plaats gehad, maar die afkeuring heeft betrekking op
aldaar nog voorhanden lederen schoenen, die sedert 1908 niet meer
worden aangemaakt en vervangen zijn door zeildoeksche schoenen die
goed voldoen en te velde algemeen verkozen worden boven het gewone
lederen schoeisel.
De zeildoeksche schoenen worden tegenwoordig uitsluitend vervaar
digd in 's Lands gevangenis te Djokjakarta. Daaromtrent is uit In
dische berichten gebleken dat hoewel nimmer tot afkeuring van het te
Djokjakarta vervaardigde schoeisel behoefde te worden overgegaan en
klachten over dit schoeisel uit den troep nimmer zijn vernomen, in
de eerste jaren meermalen op confectiegebreken moest worden gewezen,
welke gebreken thans, niettegenstaande de productie reeds een vrij
groote vlucht heeft genomen, zeer zeldzaam meer voorkomen of voor
het meerendeel geheel zijn verdwenen.
Dat de rechtstoestand der militairen te wenschen zou overlaten,
kan de ondergeteekende niet toegeven.
Yan tegenwerking van Kegeeringswege van onderoffieiersvereenigin-
gen of soldatenbonden kan bezwaarlijk sprake zijn, wanneer wordt
opgetreden tegen uitingen in de organen dier vereenigingen, welke
niet met eene goede krijgstucht zijn overeen te brengen. Zoo is den
ondergeteekende een geval bekend van bestraffing van leden van het
hoofdbestuur eener onderofficiersvereeniging, wegens het plaatsen in
het orgaan der vereeniging van zulke niet toelaatbare uitingen. Werd
den eersten keer het verantwoordelijk hoofdbestuur ter zake ernstig
vermaand, toen daarna weder een door dat bestuur onderteekend
artikel van gelijke strekking in het orgaan was geplaatst, zijn de
bestuursleden gestraft met 3 weken kamerarrest. Of er meermalen
voor gelijksoortige overtredingen straffen zijn opgelegd geworden, is
den ondergeteekende niet bekend.
De ondergeteekende houdt zich ervan overtuigd, dat het legerbe
stuur met langs den hiërarchieken weg ingekomen verzoekschriften