Dec. 1912] Oorlogsbegrooting 1913.
woordigen. Eene verdere doorvoering van de dooreenmenging der
landaarden ligt niet in de bedoeling. Dat door de nieuwe samenstel-
ling van de bataljons het concubinaat in de hand zou worden gewerkt,
heeft de ondergeteekende uit de overgelegde adviezen niet kunnen
opmaken.
De ondergeteekende wenscht uitdrukkelijk te verklaren, dat van
sterfgevallen van militairen steeds onverwijld aan de opgegeven adressen
wordt kennis gegeven. Het komt echter meermalen voor dat in die
adressen verandering is gekomen zonder dat daarvan aan het Depar
tement van Koloniën opgave wer<I gedaan. Dat in zulke gevallen
het bericht van overlijden met eenige vertraging zijne bestemming
bereikt, is dan hoezeer ook te betreuren aan de belanghebbenden
zelf te wijten.
Voor zoover d« ondergeteekende kan nagaan, wordt steeds naar eene
spoedige afw kkeling van de nalatenschappen van militairen door de
weeskamers gestreefd. Uit den aard der zaak zijn echter aan die
afwikkeling formaliteiten verbonden, die eenigen tijd vorderen. De
onderge eekende is bereid aan de Indische regeering te vragen of het
mogelijk zou zijn dien tijd eenigszins te verkorten.
De sergeanten Deysemoth en Iding zijn, blijkens onlangs uit Indië
ontvangen bericht»n, wegens verkrachting en mishandeling door den
krijgsraad te Makasser veroordeeld respectievelijk tot vier jaren en zes
maanden gevangei isstraf en degradatie en tot drie jaren en zes
maanden gevangenisstraf, twee geldboeten van acht gulden en degradatie.
.Naar uit de tot dusver hier te lande ontvangen bescheiden is op te
maken, was vóór het vertrek van Deysenroth naar Soemba niet ge
bleken, dat die onderofficier zich ook op Flores aan bepaalde wreed
heden had schuldig gemaakt. Wel was bekend, dat hij als instruc
teur van een korps gewapende politiedienaren op het eiland Lomblem
tegenover zijne ondergeschikten en tegenover de'bevolking tactloos en
ruw was opgetre len, in verband waarmede hij dan ook van die be
trekking werd ontheven. Ook de ondergeteekende acht het te betreu
ren, dat juist aan dezen onderofficier werd opgedragen op het eiland
Soemba te patrouilleeren. Intusschen vertrouwt hij, dat niet zal zijn
nagelaten de ien deze verantwoordelijke personen ernstig op hunne
tekortkomingen te wijzen.
Het behoeft wel geen betoog, dat het zeer moeilijk, zoo niet onmo
gelijk, is om zoodanige maatregelen te treffen, dat steeds en onder
alle omstandigheden individueele excessen als hier zijn gepleegd, kun
nen worden voorkomen. Uit de als bijlage aan deze Memorie toege
voegde afdruk van de missive van den gouvernements-secretaris van
31 Mei j.i., .No. 1167, moge echter blijken, dat de Indische regeering
er ten ernstigste op bedacht is, eene herhaling van het gebeurde,
zooveel in haar vermogen ligt, onmogelijk te maken.
De onderstelling dat de witte uniformjas voor de officieren bij het
Indische leger zou zijn afgeschaft, is niet geheel juist. Wel 'is bij
Koninklijk besluit van 5 September 1908 No. 39, de tot dusver voor
geschreven witte attila vervangen door eene jas van het voor de
1250