Leger en vloot bij de verdediging v. Ned.-Indië. [Dec. 1912.
dat het den vijand mogelijk zou zijn door aanslagen op onze
groote havens, die in oorlogstijd vol gepropt zullen zijn met
onze handelsschepen, ons belangrijke materieele schade toe
te brengen.
Die marinestations en andere groote haveDS moeten daai-
om voortdurend beschermd worden en dit geschiedt het goed
koopst met behulp van troepen te land, waarbij de maiine
eene welkome hulp kan bieden, doch een ondei geschikte rol
speelt.
De verdediging dier havens is ook noodig, omdat, wanneer
het den vijand ten slotte toch gelukt een landingsleger voor
de kust te brengen, hij natuurlijk bij voorkeur zijn troepen aan
wal zal zetten in een van alle gemakken voorziene haven en niet
voor zijn genoegen op een willekeurig punt van de kust zailanden.
Doet hij dit laatste toch, dan kunnen we ons gelukkig ach
ten en zullen de niet gebruikte havenverdedigingsmiddelen
hun effect toch niet gemist hebben, omdat de landing op de
kust buiten de havens hem een belangrijk tijdverlies met den
aankleve van dien zal veroorzaken, en we zullen mogen aan
nemen, dat de vijand daartoe alleen overging om de nog groo-
tere bezwaren en het nog grootere tijdverlies van het nemen
van de havens te ontgaan.
Zoolang de vijand niet met de vloot heeft afgerekend, zoo
lang is de taak van het leger bescherming van de belangrijk
ste havenplaatsen.
In de eerste plaats komen daarvoor in aanmerking Soera-
baia en Tandjong-Priok.
De vraag of de belangrijkste havens van de buitenbezittin
gen als Sabang, Emmahaven en in de toekomst misschien
ook Makassar zouden moeten worden verdedigd, moet n. o. m.
voorloopig ontkennend worden beantwooid. Ontegenzeggelijk
krijgen die havens steeds meer beteekenis en waarde voor
den vijand, en vooral Sabang ligt zoover weg, dat hij neu-
traliteitsschending onze vloot eerst na geruimen tijd ter plaat
se zal kunnen zijn, maar in tegenstelling met de beide op
Java liggende havens hebben deze havens voor de verdedi-
1175