98
Jan. 1913.]
OORLOGSBEGBOOTING 1913.
hoe is het met n? Hoe staan de heer de Visser en zijn medechristenen
tegenover deze zaak? Op die vraag moeten zij nu maar eens een
antwoord geven. Zij toch vinden het concubinaat zulk een groote
zonde, en ik wil de heeren wel eens in de gelegenheid stellen, om
daarvan door hun stem te doen blijken. Deze heeren zijn zoo braaf',
zij weten het allen zoo goed, en dat geldt niet alleen voor de Kamer,
maar ook voor buiten de Kamer. Ik heb hier een artikeltje, verschenen
in Het Centrum, het zijn niet alleen de eingenlijke „Christenen" maar
ook de Roomsch-Katholieken doen mede. Het is een stukje naar aanleiding
van een overzicht uit het Handelsblad. Daarin, in het stukje in Het
Centrum nl., wordt gezegd, dat de Christelijke leer lijnrecht staat
tegenover het concubinaat. De Christenen weten precies, hoe het moet,
maar die mannen van links deugen niet. De schrijver zegt:
„En toch worden de linksche heeren altijd boos, wanneer men hun
onchristelijke ideeën ten laste legt en daar de Christelijke beginselen
en Christelijke politiek tegenover stelt." Ik word niet boos, maar ik
vraagLaat men dit nu eens tegenover die onchristelijke politiek stellen.
Daarvoor zal ik de heeren in de gelegenheid stellen, bijv. bij art 238,
waarbij gelden worden uitgetrokken voor de infanterie. Dan kunnen
zij door hun stem eens doen blijken, hoe het bij hen staat met die
Christelijke politiek. Ik heb cit artikel nu maar genomen, maar als
men het liever wil, dan is mij een ander artikel ook goed. Ik wil
toch stemming vragen om te protesteeren tegen de geheele houding
van de Indische Regeering en van het legerbestuur. Juist in dat artikel
zit heel wat geld voor het concubinaat. Nu zal ik die Christelijke heeren
er toe brengen, om dit toch met hun stem goed te keuren; zij zullen
stemmen vóór de zonde! Want ik weet vooruit wel, wat er gebeuren
zal, de Minister behoeft zich geen oogenblik beangst te maken, dat
het artikel niet zal worden goedgekeurd, met al de ongerechtigheid
die daarin zit. Zij, die zóó met groote woorden komen; zij die zóó
zedelijk zijn; zij die onze ideeën als onchristelijk bestempelen, zij zullen
vóór dit artikel stemmen, dat genoegen zullen wij beleven. Zij weten
het allen veel beter dan maar een mensch aan de linkerzijde gezeten.
Zij dringen er op aan, gelijk de heer Pollema, om een ambtenaar te
ontslaan, die, zonder getrouwd te zijn, toch rustig leefde met een
inlandsche vrouw, wat nog geheel iets anders is dan hetgeen men bij
de militairen onder concubinaat verstaat. Hij stuurde zijn kinderen
niet de wildernis in
In de tweede plaats wensch ik een enkel woord te spreken over de
financieele politiek, die bij dit hoofdstuk nog al in het gedrang komt.
Opnieuw wordt voor Indië op dit hoofdstuk een hooger bedrag aan
gevraagd, dat vele tonnen gouds bedraagt. Nu zegt de Minister in de
Memorie van Toelichting: Ik kan mij verontschuldigen, want er zijn
een aantal uitgaven onder, die eigenlijk bestemd zijn voor niet militaire
uitgaven. En dan somt de Minister daarvan tal van voorbeelden op,
zooals: Kosten van den topographischen dienst fl 182 000, kosten van
het escadron lijfwachten f 70 000, uitgaven voor inlandsche korpsen
niet tot het leger behoorende, als het legioen van Mangkoe Negoro en