Jan. 1913] OOBLOGSBEGEOOTING 1913. en soldaten, om eenigen omgang te hebben met Europeanen in Indië, en dat bezoek wordt verboden, in plaats van aangemoedigd. Wanneer men zulke uitingen ziet, behoeft men niet lang meer te redeneeren en spreekt het vanzelf, dat dit op den duur wordt beant woord met een geest van ontevredenheid. De heer Verhey heeft geprezen het voorstel tot verbetering van den toestand van de onderofficieren; ik wil met hem daarbij voeden de verbetering van den toestand van de soldaten, vooral ook wat°de voeding betreft. In dit opzicht doet de Minister in do Memorie van Antwoord een zeer zachte toezegging. Ik zou dat liever sterker gezien hebben, maar hp wil ten minste overleg. Men kan den toestand ver bloemen zooveel men wil; hij is, gelijk uit de Indische bladen blijkt, zeer ernstig. De allerbeste oplossing zou zijn Rijksvoeding te hebben, ge pk hier ook is, afschaffing dus van de geheele menage, waarmede gesmokkeld en waarbij gestolen wordt, en die aanleiding geeft tot ongeregeldheden in het leger, waartegen ook de onderofficieren in hun orgaan opkomen. Over het algemeen moet er meer zorg zijn voor den soldaat, waar ik ook altijd op heb aangedrongen. Het allersterkste cwijs leverde de heer Verhey ten aanzien van het vervoer met de individue'n' de so!daten behandeld worden als minderwaardige In dit verband een woord over de Indische vereenigingen in het leger. Er wordt gezegd: die vereenigingen ondervinden van Regeeringswege geen tegenwerking. Het doet mij genoegen dat de Minister dit schrijft, want daaruit blijkt zijn goede wil, maar wat hij er bijvoegt maakt mij ongerust. De feiten die ik heb over de behandeling van die veree nigingen weerspreken de goede bedoelingen van Zijn Excellentie boven dien. Hij zegt zelf in de Memorie van Antwoord: Wanneer deze vereenigingen de krijgstucht ondermijnen, kan ik dit niet toelaten. Dat kan niemand toelaten die belast is met de leiding van een leger. De vraag is echter maar: wat verstaat men onder ondermijning van de krijgstucht? Dit is soms heel wat anders dan een gewoon mensch zou denken. Ik wijs op het feit, dat het hoofdbestuur van de Onder officieren vereeniging „Ons Aller belang" gestraft is met 3 weken kamer- ariest. De leiders, het hoofdbestuur van een bond, die over geheel Indie vertakkingen heeft en een zeer groot aantal, meer dan de helft van de onderofficieren tot leden telt, dat altijd vooropgesteld heeft in zijn orgaan dat het medewerken wil de krijgstucht te handhaven, waarvan men mag aannemen dat dit woord niet is een ndel woord, wordt drie weken opgesloten als kwajongens die zich op een erger- lijke manier hebben vergrepen Wat heeft het gedaan? Hier heb ik het artikel dat aanleiding heeft gegeven tot de straf, en dat ook in verschillende andere organen is opgenomen. Ik zal dit niet voorlezen, maar mij bepalen tot die enkele regels, die aanleiding gaven tot toepassing van deze zware straf. Voorop echter deze eene regel uit het artikel: „Nooit worden we gewaar de motieven die tot de afwijzing van een verzoek hebben geleid." 100

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1913 | | pagina 102