Jan. 1913.] Oorlogsbegrooting 1913.
vereeniging, en ik heb aan de leden van de Kamer gevraagd, of zij
eens eerlijk hun oordeel over dat artikel zouden willen uitspreken.
Het is duidelijk: wanneer blijkt, dat men in Indië openhartig me
dewerkt aan de verbetering van den toestand, wordt men gestraft.
Het gevolg daarvan is, dat zij die werkelijk warm gevoelen voor het
legerbelang, per slot van rekening moedeloos worden, gaan „kankeren",
zooals het heet, en de regelmatige pogingen opgeven. De besten
wenden zich tot de leden van deze Kamer of schrijven een kalm stuk
in een dagblad, dan zijn zij van de verantwoordelijkheid af. Maar de
minder kalme elementen komen in een stemming, die leidt tot uitingen
welke men in den loop van dit jaar in het Indische leger maar al te
veel heeft gezien.
Een van deze personen, die groot belang stellen in het Indische
leger, een onderofficier, schrijft mij o. a. naar aanleiding van verduis
teringen die plaats hadden met de menage het volgende:
„Het vorige jaar werd te Mr. Cornelis bij een inlandsche compagnie
uit het menagefonds betaald f 8,00 voor reparatie van het rijwiel van een
sergeant, hetwelk in dienst gebruikt was en defect gewordendit werd
maar weer uit de menage betaald. Het hiervoor uitgegeven bedrag
van f 8,00 was ongeveer gelijk aan 1 dag storting in het menagefonds
van de geheele compagnie."
Ik lees niet verder voor, het is maar te doen om één staaltje te geven.
Zoo worden in het Indisch leger tal van kleine zaken, die niet
verantwoord kunnen worden, gekweten uit het menagefonds, dus op
kosten van de soldatenvoeding.
De Minister weet daarvan niets. Hij verklaart in de Memorie van
Antwoord, dat hij er ook niets aan kan doen; maar het is onmogelijk
dat het legerbestuur in Indië er niets van zou weten, want elk militair
kan bevestigen, dat het is, zooals ik mededeelde.
Wat is nu het gevolg van een dergelijk optreden
In een anderen tot mij gerichten brief lees ik de volgende zinsnede
„Nadat het hoofdbestuur is gestraft geworden (alle leden met drie
weken kamerarrest), is de belangstelling in onze theorieën enorm ge
stegen; als bewijs hiervoor het feit, dat het aantal bezoekers op de
vergadering in de afdeelingen Batavia en Meester-Cornelis, dat vroeger
niet meer dan 10 a 15 bedroeg, thans 70 a 90 bedraagt."
Natuurlijk. Ik wil nu niet aanhalen de verschillende berichten van
zeer uiteenloopenden aard, die ik ontvangen heb, want ik wil ondanks
alles medewerken om de behandeling van deze Indische begrooting, die
al zoo lang duurt, niet nog langer te rekken. Ik verwijs daarom slechts
naar het orgaan van „Ons aller belang", dat eens in de maand verschijnt
en waarin in elk nummer wordt betuigd en gestaafd, dat men er zelf
vóór is, om de krijgstucht te handhaven.
Ik verwijs verder naar een courant als de Nieuwe Soerabajasche van 30
Januari 1912 wie wil kan het artikel zelf nalezen waarin wordt
medegedeeld het feit, dat de voozitter van den Soldatenbond 14 dagen
provooststraf moest opknappen, op 31 December 1911 in te gaan.
Waarom? Ook al weer omdat hij een artikel geschreven had, dat aan
102