Oorlogsbegrooting 1913. [Jan. 1913.
de legerautoriteiten niet aangenaam was. Deze courant schrijft dan
ook„verbittering is thans algemeen". Het Bataviaasch Nieuwsblad
spreekt almede over de gisting onder het personeel in het leger (17
Juli 1912). Evenmin behoef ik aan te halen de zeer bekende artikelen
uit Het Nieuws van den Dag voor Nederlandsch-Indië, waarvan ik den
schrijver van de meeste artikelen over militaire zaken persoonlijk ken
als iemand die vertroawen verdient en die zijn kalmte weet te bewaren.
Men heeft wel eens het een en ander gezegd over dat blad in Indie,
maar dat zal zeker niet van toepassing zijn op de artikelen door dezen
militair geschreven.
Nu zou ik onbillijk zijn, indien ik verzuimde er bij te voegen, dat
de Minister in de Memorie van Antwoord zelf heeft verklaard, dat hij
wel rekening wil houden met die klachten en grieven van de mili
tairen, mits zij inkomen langs den hiërarchischen weg.
De geachte afgevaardigde uit Rotterdam, de heer Verhey, heeft
daar ook reeds over gesproken. Ik wil weder erkentelijk zijn voor
het bewijs van den goeden wil van dezen Minister, maar ik beleedig
hem niet als ik zeg, dat hij van militaire toestanden niet zóó op de
hoogte is. Dit ligt voor de hand, en wanneer men weet, dat het in
Nederland precies zoo is, den eenen tijd wat erger, den anderen tijd
wat beter, dan kan ik wel verzekeren, dat het niet veel geeft langs
dien hiërarchischen weg. Dit is het oude stelsel. De klager komt
persoonlijk op voor zijn recht, en als hij niet met driedubbele bewijzen
komt, wordt hij gestraft of wordt hij afgepoeierd met de opmerking: pas op,
dat gij het niet weer doet. Dit is juist de allerbeste weg om te komen tot
verbittering. Yoor de heeren kapitalisten in Indië is het ook beter, dat
men het orgaan van de vereeniging rustig naleest en de verzoek
schriften behoorlijk onderzoekt. Vooral moet men niet doen zooals
met den inzender in het Soerabajasch Handelsblad in December 1911,
waarin hij zegt, dat men bij de begrafenis van een fuselier wel wat
eerbiediger had kunnen zijn, en die daarvoor werd gestraft met acht
dagen cachot! Indien men op die wijze te werk gaat, wanneer men
zoo de eigen Europeesche soldaten behandelt, dan is men op een ver
keerden weg.
Het Bataviaasche Nieuivsblad van 8 Februari zegt, dat wij de kolo
niën voor een groot gedeelte ook te danken hebben aan deze minderen
en het komt mij voor, dat de heeren in deze Kamer van de burger
lijke partijen wel een beetje dankbaarder konden zijn aan die zooge
naamde „minderen", indien dankbaarheid aan minderen in het alge
meen hun niet al te vreemd ware. Maar een klein beetje verstandiger
konden zij zeker wezen.
De heer Yerhey heeft reeds gewezen op het verloop van de wer
ving. Ik ben overtuigd, dat komt wel weder terecht, niet door voor
keur voor den dienst in Nederlandsch-Indië, maar wanneer de om
standigheden hier te lande wat minder worden; dan wijkt men wel
weder uit. De een gaat naar Duitschland, de ander naar Amerika,
een derde naar Nederlandsch-Indië. Vijf en twintig gulden meer
lokt menigeen al aan en de bekende advertentie van de Regeering
103