108
Jan. 1913.]
OORLOGSBEGROOTING 1918.
R. P. R. van Riemsdijk aan den bovenloop van de Sangérivier (in
Gajoe-Tjané) zijn doodgeschoten, werkelijk tot een vijandelijke bende
behoorden? Zoo ja, welke bende was het dan?
"Wat zal er worden gedaan, om vergissingen, als hier er een is
gepleegd, (aangenomen dat de aangevallen lieden goudzoekers waren)
te voorkomen
Natuurlijk is, niet van den Minister te verwachten, dat hij op het
oogenblik, nu deze vraas: niet langs den regelmatigen weg is inge
bracht, daarop kan antwoorden.
Wanneer echter blijkt en dit is een conclusie, welke ik voor mijn
rekening neemdat nadat het bericht in De Nieuwe Courant is opge
nomen, geen vijandelijke bende inderdaad daar is opgetreden, is het
bewijs voor de waarheid van het bericht wel reeds geleverd.
Ik geef toe, dat dit een negatief bewijs is, maar het is toch duide
lijk, dat hier weder een van die feiten heeft plaats gehad, waarover
zich de geachte afgevaardigde uit Weert vroeger, en zeer te recht,
zoo driftig, ik zou haast zeggen zoo giftig gemaakt heeft.
Wanneer het waar is, wat hier in de Atjeh Kroniek is geschreven
en het blijkt, dat er weer is geschoten op vreedzame menschen, dan
is dit weder een gruwel te meer, welke het Nederlandsch-Indische
leger heeft te boeken in den laDgen lijdensweg, welken men noemt:
de pacificatie van het groote land van Atjeh. Het is weer een van
die gruwelen, zooals zij ook dit jaar zijn voorgekomen, onder andere
in Soemba, waarvan men niet begrijpt, hoe de menschen er toe komen.
Het is nu zoover in Atjeh, dat hot kapitalisme er zijn triomftocht is
begonnen. De geheele streek is langzamerhand opengesteld voor de
winzucht van Hollandsch en internationaal kapitaal.
Daarom begrijp ik ook van dien kant deze wijze van optreden, want
per slot van rekening zal ook het kapitalisme er belang bij hebben,
dat de bevolking rustig en eenigszins beter gestemd is tegen het Ne-
derlandsch Gouvernement, tegen de „Compagnie" en misschien al
zijn de Atjehers daar ook minder geschikt voor haar diensten aan
het kapitaal bewijst.
Maar, hoe dan ook, het is bekend genoeg, dat het bezit van kolo
niën het hebben van een leger met zich brengt en daarbij allerlei
onchristelijke instellingen ontstaan, omdat de zaak zelf in den grond
niet deugt; maar daarbij behoeft men dan niet nog meer haat hier
en elders te kweeken.
Laat men in ieder geval afblijven van weerlooze inlanders, die een
stuk brood verdienen op hun eigen wijze.
De heer HugenholtzMijnheer de Voorzitter. In het Voorloopig
Verslag is geklaagd over de wijze van vervoer van militairen met
schepen van de Paketvaarmaatschappij. Gevraagd werd, of dienaan
gaande een onderzoek is ingesteld en, zoo ja, welk resultaat dit heeft
opgeleverd.
In de Memorie van Antwoord word ik verwezen naar de stukken
van verleden jaar, hetgeen mij toen hoogstwaarschijnlijk is ontgaan.