[Jan. 1913. 115 OORLOGSBEGROOTING 1913. Krieken als volgt: Hier is een zekere Pomboe nog voortvluchtig met 4 Volgelingen, hij wou zich onderwerpen maar op zijn manier en dat kon niet, daar heb ik hem laten overvallen door Lt. Barends en dat is mislukt, drie menschen zijn weer gesneuveld en hij is ontkomen zooals altijd. Nu is het uit, hij kost mij nu mensehenlevens genoeg, gij blijft hier tot je hem hebt, dood of levend, anders kom je niet naar huis; ik ontving nog eenige mondelinge inlichtingen en binnen Yi uur stond ik voor een ieit waar reeds 4 a 5 jaar door zooveel Onderoff. en Off. vruchteloos aan gewerkt was". Dat is het verhaal dat de sergeant zelf doet. Nu is het een feit, dat bij de vervolging van Poemboe geen men sehenlevens aan onzen kant verloren zijn gegaan. In het Koloniaal Verslag heb ik daarvan niets kunnen vinden en ook niet in de brochure en de mededeelingen van den heer Wielenga. Wel zijn verschillende inlanders, volgelingen of familieleden van Poemboe, er bij gevallen, maar hoewel hij misschien wel eens een schot heeft gelost om vrees aan te jagen is er nooit iemand van onze zijde bij zijn vervolging gewond door hem, en er is geen sprake van dat die Poemboe verlies van mensehenlevens heeft toegebracht aan het Nederlandsch-Indïsche leger. Nu vraag ik: wanneer het juist is dat deze opdracht aan dien ser geant is gegeven, wanneer men hem gezegd heefter is iemand voort vluchtig die ons voortdurend verlies aan mensehenlevens toebrengt, je moet hem zien te krijgen, kost wat bet kost, dan is deze sergeant, on verschillig wat hij verder mag zijn, het slachtoffer van een verkeerde opdracht en van verkeerde inlichtingen, en moest hij noodwendiger- wijze van zijn taak een verkeerde opvatting krijgen, en den vervolgde beschouwen als een hoogst gevaarlijk individu. Die mijnheer Poemboe schijnt echter een zeer ongevaarlijk mensch te zijn geweest, getuige de manier waarop hij zich later door dominee Wielenga heeft laten overhalen zich te onderwerpen. Nu wensch ik nog een paar zinsneden uit dezen brief voor te lezen „Ik had ter beschikking sergeant Iding en 26 Javaansche soldaten. Ik"werkte zooals ik het geleerd heb heel kalm aan, en ging ook goed vooruit, een viertal hoofden met eenige volgelingen bracht ik tot on derwerping, en na korten tijd bleek dat de weinige inlichtingen welke ik ontvangen had nog onjuist waren. Op den 24sten Juni was kapi- ten van Krieken bij mij in het bivak, toevallig kwam tegen den avond ook de predikant Wielenga." Tusschen haakjes, Mijnheer de Voorzitter, ik begrijp niet dat een man als Deisenroth, die zoo schrijft als deze brief geschreven is, ser geant kan zijn in het Indische leger. Gebrek aan de noodige ontwik keling moet natuurlijk op zijn optreden invloed hebben. rIk boorde den predikant zeggen tegen kapitein van Krieken„geeft u dat toch op, u krijgt hem toch niet." Toen de kapitein antwoordde Deisenroth heeft nog hoop, gaf de predikant ten antwoord: Poemboe zit op het oogenblik nog op geen uur afstand van hier." Bij afwezig heid van den predikant vroeg ik aan den kapitein van Krieken of

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1913 | | pagina 117