m Jan. 1913.] OORLOGSBEGRQOTING 1913. men den predikant dan niet kon vragen. „Neen", antwoordde hp, „die zegt het toch niet, ziet gij hem maar te pakken, en schiet hem maar gerust dood, want de geschiedenis van hem is toch niet uit te ZOBköD." Nu kan ik er niet voor instaan dat dit allemaal waar is, maar het blijkt mij toch ook uit de mededeelingen van dominee Wielenga zelf, dat deze voortdurend verbinding wist te krijgen met Poemboe. Als hij het noodig oordeelde wist hij hem altijd te vinden. Maar het Gou vernement, het leger, de sergeants wisten dat niet. Nu vraag ik toch of dit een manier van doen is en of zoo te keer moest worden gegaan, en zooveel gruwelen moesten worden gepleegd als is geschied. Ik krijg door de manier waarop alles in zijn werk is gegaan meer medelijden met sergeant Deisenroth dan verontwaardiging. Het is blijkbaar een individu, ziekelijk van aanleg, aan wien men een dergelijke opdracht niet had mogen geven, te meer niet, omdat vast staat dat hij vroeger op Flores eveneens dergelijke feiten te zijnen laste heeft laten komen. Ook in de brochure worden ons daaromtrent mededeelingen gedaan, en ik heb van den kennis als de Minister er nieuwsgierig naar is, wil ik hem wel zeggen wie dat is die mij ingelicht heeft en die den sergeant heeft gesproken, als zijn meening gekregen dat het een schandaal is een dergelijk man, die reeds zooveel op zijn kerfstok had, en van wien men wist wie hij was, met een dergelijke opdracht te belasten. Hoofdschuldige in deze zaak is niet de sergeant, maar hoofdschuldi gen zijn zij die de opdracht hebben gegeven. Wanneer deze sergeant hier de waarheid mededeelt en dit moet bij het proces zijn gebleken dan heeft men hem volkomen verkeerd ingelicht. Men moet een dergelijk man niet met zulk een opdracht belasten, vooral niet in een landstreek waar het volkomen rustig was en waar het zoeken van een man, van wien niets anders wordt vermeld dan dat hij was een paar dendief. De heer Scheurer voegt mij toe: dat zijn zij allemaal. Ik durf die uitspraak niet overnemen, maar in elk geval is het misdrijf niet van dien aard, dat dertig man moeten worden uitgezonden met de opdracht: dood of levend, het komt er niet op aan, maar ge moet dien man weten te vinden Ik meen een ernstig protest daartegen in deze Kamer niet achter wege te mogen lateD. Men had aan deze personen niet zulk een op dracht mogen geven. De eene sergeant, Iding, een Nederlander, was 21 of 23 jaar—ik heb tegenstrijdige berichten en dus te jong en de ander, Deisenroth, een Duitscher die 13 jaar in Indië is geweest, was iemand die al had hij dan de Militaire Willemsorde door zijn trap van ontwikkeling en door zijn verleden niet in aanmerking kwam om met een dergelijke zending te worden belast. Hij had niet aldus op deze ongelukkigen mogen worden losgelaten, hij heeft op Poemboe jacht gemaakt als op een wild dier en heeft zich zelf gedragen als een wild dier. Het is blijkbaar een ziekelijk man. Hij zit nu in de gevangenis, maar hoorde misschien beter thuis in een krankzinnigengesticht. Het Nederlandssh gezag is niet verantwoord door te zeggen: wij hebben

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1913 | | pagina 118