Jan. 1918.] Nachtelijke oefeningen.
dergelijke oefeningen steeds rust, orde en kalmte van troe
penaanvoerders op den voorgrond staan.
Het voorbeeld van den leider en zijne onder-aanvoerders
zal in dezen van zeer veel invloed blijken. Hoe kalmer en zelf
bewuster deze optreden, hoe meer de troep daarvan den
terugslag zal ondervinden. Zenuwachtigheid, ongeduld, luid
schreeuwen enz. moeten—meer nog dan bij de oefeningen over-
dag-worden vermeden. Een kort, duidelijk en op kalmen
toon gegeven bevel zal dikwijls voldoende blijken om een
onrustigen troep tot kalmte te brengen.
Het idee slechts op korten afstand te kunnen zienvriend
en vijand moeilijk van elkaar te kunnen onderscheiden; de
aanwezigheid van den vijand wellicht eerst als het te laat
is te kunnen merken, dat alles—een gevolg der duisternis-
heeft zijn invloed op het gemoed van den mensch en dit des
te meer, naarmate hij minder daaraan gewend is, of wel op
een lageren trap van ontwikkeling staat. Kinderen en minder
ontwikkelde menschen toonen dikwijls een absoluut onge
motiveerde vrees om donkere vertrekken enz. te betreden
bekend is hoe soms gezelschappen bij het wandelen langs
donkere of eenzame wegen die vrees trachten te verdrijven
door luidkeels zingen.
De^ vrees of, minder sterk gezegd, het onbehagelijke ge
voel is er, hoewel niet bij allen, dan toch bij velen en dit zal
moeten worden bestreden. Het komt er dus maar op aan de
wijze vast te stellen, waarop dit zal moeten gebeuren. In
de eerste plaats zal het noodig zijn de menschen geleidelijk
aan de duisternis te gewennen door de eerste oefeningen te
houden bij helderen maneschijn en dan langzaam over te gaan
tot oefeningen gedurende meer donkere nachten.
Ook bij maanlicht nemen overigens zeer bekende voorwer
pen dikwijls bijzonder grillige gedaanten aan, waarop men
den troep dus zal moeten wijzen.
Het vei dient daarom aanbeveling in den aanvang eene
zelfde oefening bij dag en bij nacht te houden, daarbij zor
gende, dat de manschappen in beide gevallen in dezelfde
12