Nachtelijke oefeningen.
[Jan. 1913.
op het gehoor dan op het oog vertrouwd moet worden. Het
gehoor moet dus worden geoefend en dit eischt veel tijd. Op
het gehoor toch moet meermalen de richting van marcheerende
troepen worden vastgesteld, nl. of zij zich naar ons toe of van
ons af bewegen. Voorts moet de stap van den gewapenden
man van dien van den een voudigen wandelaar kunnen worden
onderscheidende eerste heeft een zwaarderen, meer gelijk-
matigen pas dan de tweede. De menschen moeten zich om
zoo te zeggen de verschillende voorkomende geluiden in het
oor prenten, om daaruit later gevolgtrekkingen te kunnen
maken. Het oog komt dus in de tweede plaats te hulp, doch
ook dit moet worden geoefend in het opmerken, beoordeelen
en onderkennen, want zooals hier voren reeds werd vermeld
nemen de voorwerpen bij nacht dikwijls een geheel anderen
vorm aan. Men wijze er verder op, dat bij nacht de afstanden
veel grooter schijnen.
Nog is t van belang de patrouilles der veldwacht, die
blijkens V. V. 123 (3)138 en 139 gedurende den nacht het
teirein moeten doorzoeken, te doen controleeren en daarbij
op eventueele fouten in marschvorm, handelingen, enz. te
wijzen. Zonder eene dergelijke controle toch mist men de
zekerheid, dat aan de ontvangen opdracht is voldaan.
Ten slotte is 't noodzakelijk verschillende malen te beoefe
nen „het in het geweer komen der veldwacht", waarbij voor
namelijk er op dient te worden gelet, dat dit ordelijk en rustig
plaats heeft, terwijl daarbij als eisch moet woiden gesteld, dat de
veldwacht onmiddellijk gevechtsvaardig moet zijn. (V.V. 130 (3)).
Bij de beoefening van het nachtgevecht dient te worden
gewezen op het verschil in gevechtsvorm als gevolg van de
bij nacht zooveel geringere vuuruitwerking van den tegen
stander. Het gesloten blijven is dan niet alleen mogelijk,
doch ook noodzakelijk om afdwalen van afdeelingen te voor
komen en tevens omdat door den invloed der massa het zelf
vertrouwen, zelfs van de meer vreesachtigen zal worden ver
sterkt. (Gevechtshandleiding 124 (5)
17
I- M. T. 1913. 2.