Nachtelijke oefeningen. [Jan. 1913. 124 (7) en Y. Y. 199 (8)]. De grootste bezwaren zullen wor den ondervonden bij marschen dwars door het terrein. Gesloten, arm aan arm wordt doorgemarcheerd, totdat het Co. „Attaqueeren" volgt, waarop allen zich in onderling verband op den vijand werpen. Bij het handgemeen zal de bajonet tot haar recht moeten komen. De wetenschap, dat andere afdeelingen volgen om zoo noodig te steunen, moet den voorsten troepen kracht verleenen bij hun aanval. Gelukt de aanval, dan moet de genomen stelling onmid- delijk ter verdediging worden ingericht. (Gevechtshandl. 124 [10]). Vooral moet de aandacht er op worden gevestigd, dat nastormen nu nog gevaarlijker is dan overdag. Mislukt de aanval, dan moeten de voorste troepen weten, dat onmiddellijk een vernieuwden aanval door achtervolgende troepen wordt ondernomen. Daar aan gevechten bij nacht, vooral wat betreft leiding en aanvoering, zeer ernstige bezwaren zijn verbonden, zal de nacht dikwijls worden gebruikt om de troepen zoover naar voren te verplaatsen, dat den volgenden ochtend tot een beslissenden aanval kan worden overgegaan (Gevechtshandl. 122-3b); vooral bij een aanval op eene ter verdediging ingerichte stelling zal dit het geval zijn. De aanvallende troep zal zich op het bij nacht bereikte punt handhaven, waartoe hij zich c. q. zal ingraven. Het ingraven bij nacht is echter een zoo moeielijk werk, dat het herhaalde malen en onder verschillende omstandig heden zal moeten worden beoefend. Geruischloos werken eischt, dat de soldaten technisch volledig met dat werk vertrouwd zijn. Waar overdag gemakkelijk de richting der aan te leggen werken kan worden aangegeven, zal dit bij nacht op bijzondere wijze moeten plaats hebben, bijv. door het in den grond steken van stokken, door gebruik te maken van witte banden of linten, of door het plaatsen van man schappen. Bij het werk zal vooral gezorgd moeten worden, dat het gereedschap niet kleppert en dat bevelen en aanwijzingen 19

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1913 | | pagina 21