Jan. 1913.] Eene vergelijking tusschen de verovering en
orde gebracht in Burma, waarom hebben de Nederlanders
eerst na 30 jaren een staat van betrekkelijke rust in Atjeh
kunnen scheppen? Deze vraag is niet gemakkelijk te beant
woorden, maar als een van de redenen kan worden ge
noemd, dat de Engelschen beter dan de Nederlanders heb
ben ingezien, dat onverwijld breken van het verzet een on
afwijsbare eisch is. Het zou echter onbillijk zijn deze reden
de eenige te noemen; er zijn er meer. Om deze op te spo
ren, is eene vergelijking noodig van land en volk, zoomede
van de middelen, welke aan beide rijken ten dienste stonden.
Bij eene vergelijking van beide landen valt dadelijk op
het verschil in uitgestrektheid. Zie plaat I in Afl. 9
Atjeh vormt ongeveer een driehoek, waarvan twee zijden
door de zee worden bespoeld, terwijl de derde grenst aan
Nederlandsch gebied. Burma werd in 1885 in het westen
en zuiden begrensd door Engelsch gebied, in het Noorden
door Thibet, in het oosten door China en Siam. Atjeh was
dus te isoleeren, in Burma kon invoer van allerlei benoodigd-
heden plaats hebben van uit China. Het isoleeren van
Atjeh is echter slechts mogelijk als een voldoende sterke
zeemacht aanwezig is. De lange kustlijn is nl. voor afslui
ting niet gunstig. Toch hadden de Nederlanders van dat
middel beter gebruik kunnen maken dan geschiedde; Atjeh
toch had invoer noodig, vooral van rijst, opium, wapens en
munitie. Het beletten van dien invoer was een middel om
den Atjeher te doen gevoelen, dat de nieuwe bestuurder de
baas was. Hierop wordt later nog teruggekomenthans
slechts de mededeeling, dat, wat betreft regeling van in- en
uitvoer de Nederlanders in het voordeel waren boven de
Engelschen. Wel werd bij de 2de Burma expeditie de kust
van de Irrawaddy delta geblokkeerd, maar Opper-Burma had
zijne rijstschuur in Beneden-Burmawel was in 1885 die
rijstschuur in Engelsche handen, maar van uit China kon
steeds worden ingevoerd. Wat de verkeerswegen betreft was
Engeland in het voordeel. In de eerste plaats de groote ri-
24