vieren: de Irrawaddy, met een loop van 1000 E. M., is tot Bahmo bevaarbaar voor groote schepen; boven Bahmo kun nen in den drogen tijd kleine stoomschepen nog voorbij de 12 E M. Noord van Bahmo gelegen stroomversnelling komen. De Chindwin is over een afstand van 300 E M. goed bevaar baar. Daarentegen zijn de rivieren in Atjeh voor groote stoomschepen niet bevaarbaar. De bevaarbare rivieren in Burma hebben den Engelschen groote diensten bewezen; colonnes konden zich langs die ri vieren snel, en voorzien van de noodige vivres, verplaatsen. In Atjeh was dit niet mogelijk, maar wel kon daar dikwijls van de zee worden gebruikgemaakt. Werd in Atjeh de kust, in Burma de rivier verlaten, dan werden vooral de verple- giogsbezwaren groot. Toch geven de verschillende beschrij vingen den indruk, dat het wegennet in Burma beter was dan in Atjeh. Ireland o. a. vermeldt, dat in het heuvelland en in het boschterrein vervolging van benden schier onmo gelijk was, omdat de paden daar nauwelijks breed genoeg waren voor eene kar; in Atjeh waren paden, waar een kar langs kon, hooge uitzondering. Meestal moesten de colon nes in Atjeh zich door het oerwoud een weg banen, dan wel vooral in den drogen tijd de rivierbeddingen volgen van het meevoeren van karren was nooit sprake. Wat de terreinen betreft, waarop na de annexatie van Burma moest worden opgetreden, zijn de volgende drie soor ten te onderscheiden le De „jungle" (van Februari-Mei goed begaanbaar) waar, vooral in het begin, groote benden van 3a4000 man zich ophielden 2° De zandstreken tusschen Panlang en Irrawaddy en in het midden tusschen de groote rivieren. Deze terreinen zijn altijd begaanbaar, maar het water is er slecht; als voortbreng selen kunnen worden genoemd mais, gierst en palmsuiker. In het begin werden in die streken benden van 3 h 400 man aangetroffen. 3°. Het heuvel- en boschterrein tusschen Minho en Thayet- 25 PACIFICATIE VAN BüRMA EN VAN ATJEH. [Jan. 1913.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1913 | | pagina 27