Jan. 1913.] Eene vergelijking tusschen de verovering en
geboden tegenstand van ernstiger aard was dan in Burma.
Lezen we nu verder wat op bl. 279 I. M. T. 1887 gezegd
wordt en letten we op de geriDge verliezen aan Engelsche zijde,
wanneer in het journaal, voorkomende in het I. M. T. 1887 bl.
353, gesproken wordt van „hevigen tegenstand", „scherp ge
vecht" enz, dan vinden we daarin bevestiging voor de conclusie,
dat de Burmees als strijder bij den Atjeher ten achterstaat.
Stellen we dan eindelijk de slappe houding der Burmeezen
bij eene overvalling van patrouilles eens tegenover die der
Atjehers bij de in den loop der jaren door hen uitgevoerde
overvallirigen, of tegenover die tijdens het oprukken van Ge
neraal van der Heijden in de XXII moekims of in Groot Atjeh
naden afval van Toekoe Oemar (om van vele andere tijdperken
niet te spreken), dan is het zeer zeker niet overdreven te
zeggen, dat men liever te doen heeft, met 1000 Burmeezen
dan met 100 Atjehers.
Resumeerende zien we, dat de vergelijking van beide landen
en volken leert:
1° dat Burma veel grooter is dan Atjeh en dus meer troe
pen eischte
2° dat in beide landen slechts een beperkt deel met sche
pen is te bereiken en dat de colonnes voor verdere operatiën
het land in moeten marcheerendat de daaraan verbonden
bezwaren ongeveer kunnen worden gelijkgesteld, met misschien
een weinig voordeel aan Engelsche zijde, als gevolg van de
aanwezigheid van betere wegen
3° dat het klimaat in Burma iets gunstiger is dan in Atjeh
4° dat de bevolking in Atjeh veel meer weerstandsver
mogen en veel meer weerstandslust bezat dan in Burma;
5° dat, wat geoefendheid als strijder en moed aangaat, de
Atjeher oneindig veel hooger staat dan de Burmees.
Thans een en ander over de middelen, waarover voor de
pacificatie kon worden beschikt.
Yan Engeland kon worden gezegd dat het, zooals altijd,
28