[Jan. 1913. geslepenheid en volharding grooten nationalen trots en een ingekankerden haat tegen den indringer paarde, was het in de eerste plaats noodig geweest, dat geen uitzondering werd gemaakt voor enkele kustgedeelten, met het gevolg, dat op die kustgedeelten ook voor afgesloten staten werd in- en uitgevoerd. Ook had de blokkade niet onmiddellijk mogen worden gestaakt, zoodra eenige teekenen van verbetering in den toestand te bemerken waren. De blokkade had een goed oorlogsmiddel kunnen zijn, als de geheele kust was afge sloten en tegelijkertijd te land aanvallend was opgetreden. 3e Scheepvaartregeling. Onder scheepvaartregeling wordt ver staan het toelaten van in- en uitvoer op bepaalde plaatsen onder controle van gouvernementsambtenaren, die den in- en uitvoer regelen en de rechten innen, waardoor het gou vernement het in de hand heeft de hoofden geldelijke stiaffen op te leggen. Dit stelsel heeft waarde, waar we zooals toenmaals in Atjeh slechts in een klein deel van het lijk ageeren (nl. in Groot-Atjeh) en de oorlogspartij door de Onder- hoorigheden wordt gevoed. Het eischte echter ook weer onver biddelijke en langdurige algemeene toepassing en tevens actief optreden te land. 4e Aanvallend optredenzooals o. m. onder generaal van der Heyden. Wanneer niet zooals in Burma over de ge heele uitgestrektheid van het gebied actief wordt opgetreden, maar zooals in Atjeh, alleen in Groot Atjeh, dan heeft dit stelsel alleen waarde bij toepassing van blokkade c. q scheep vaartsregeling in de onderhoorigheden. Dit werd ingezien door van der Heyden, die tot tweemaal toe de kust sloot, de tweede maal zelfs tegen den wil van de Regeering voldeed. Steunende op onjuiste conclusiën, getrokken uit den Java oorlog, nl. dat de beëindiging daarvan was toe te schrijven aan het zoogenaamde postenstelsel, werd echter het groot aantal beschikbare soldaten uitgezwermd over een groot aantal posten, waardoor het onmogelijk werd het doel te bereiken. Was dit niet gebeurd, dan zou misschien nadat in Gr. Atjeh de weerstand was gebroken zijn ingezien, dat niettegenstaande 31 PACIFICATIE VAN BüRMA EN VAN ATJEH.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1913 | | pagina 33