Jan. 1913.] Eene vergelijking tussohen de verovering en
de blokkade of de ingevoerde scheepvaartregeling, ook buiten
Gr. Atjeh de weerstand moest en kon worden gebroken.
5e Pogingen tot herstel van het sultanaat. Waar de sultan
nooit veel macht heeft gehad, en de maatregel geen bewijs zou
zijn geweest van eigen kracht, zou het herstel van het sul
tanaat weinig of geen verbetering in den bestaanden toestand
hebben kunnen brengen.
6e Het gebruik van Atjehsche bondgenooten. (Atjehers vangen
met Atjehers). Het strooien van verdeeldheid is een goed
middel om de eigen positie sterker te maken, maar, dan moet
ook van die sterkere positie gebruik worden gemaakt om aan
de verdeelde partijen te toonen, dat we de sterkere zijn.
Wanneer men verdeeldheid strooit en daarna afwacht, is het
werk voor niets geweest. Door, zooals gebeurde met Toekoe
Oemar, aan den leider van een der partijen de geheele lei
ding in handen te geven en zelf eene ondergeschikte rol te
spelen, komt men geen stap verder.
Deze gaat steeds hoogere eischen stellen, waaraan ten slotte
niet kan worden voldaan, met het gevolg, dat men een veel
machtiger vijand tegenover zich kiijgt dan ooit te voren.
Nadat alle bovenstaande middelen achtereenvolgens dan wel
in combinatie korteren of langeren tijd zonder veel succes waren
toegepast, kwam in 1898 aan het hoofd der zaken de generaal
van Heutsz.
Kruijt had in 1897 als zijn advies voor de te volgen ge
dragslijn in Atjeh de volgende punten aangegeven:
le. erkenning van den oorlogstoestand,
2e. vasthouding van de nu eenmaal ingenomen stelling met
actieve verdediging,
3e. consequente, krachtige toepassing der scheepvaartregeling,
4e. als Gouverneur een man van karakter en overtuiging.
Hij kwam dus ongeveer tot het zelfde besluit als van
Heutsz in 1893 in zijn brochure: „De onderwerping van
Atjeh". Aan van Heutsz werd dan in 1898 opgedragen zijn
eigen stelsel in toepassing te brengen.
32