Oorlogsbegrooting 1913 Beraadslaging over de IX de afdeeling (Departement van Oorlog) in het algemeen. De heer Verhey: Mijnheer de Voorzitter! Het ligt niet in mijn voornemen uitvoerige beschouwingen over deze afdeeling te houden. Op het voetspoor van den Minister zal ik hetgeen betrekking heeft op defensie van Indië, op een Europeesche en inlandsche militie, op de inkrimping dan wel vermeerdering van het aantal Europeanen, elimineeren maar slechts enkele speciale punten bespreken. Ik zal dat zoo kort mogelijk doen. Alvorens daartoe over te gaan wensch ik mijn instemming te betui gen met enkele voorstellen die door den Minister zijn gedaan. In de eerste plaats dat omtrent het reservesysteem, dat zal toege past worden bij de organisatie van den transporttrein en bij de orga nisatie van een korps lijnleggers bij de telegraaf- en telephoonafdeeling. Ik hoop, dat het gelukken zal in deze richting wat goeds tot stand te brengen, omdat in dat systeem een kiem kan liggen voor verdere primatiën, zooals dat reeds meermalen in de Kamer besproken is. Een ander voorstel, waarmede ik gaarne mijn instemming wil betui gen, is de verbetering van de positie der onderofficieren. Dat is iets, dat reeds lang had moeten gebeuren en het doet mij genoegen dat het er nu toe is gekomen. Ik wil hopen, dat het er toe zal mede werken om het verloop, dat hoofdzakelijk bij de Europeesche onder officieren der infanterie te vinden is, zooveel mogelijk tegen te öaan* 1 i. U" U Ik geloof, dat de Minister nog verder zal moeten gaan dat hij zien niet zal moeten bepalen tot verbetering van de positie der onder officieren, maar dat hij ook zal moeten overgaan tot verbetering van de positie der soldaten. Het tekort aan Europeanen neemt toch steeds meer bedenkelijke afmetingen aan. Uit de laatste gegevens in het Koloniaal Verslag blijkt, dat aan de formatie reeds 20 pet van de sterkte aan Europeanen ontbreekt. De Minister wenscht nu door verhooging van handgeld, waarvoor f 157 000 op de begrooting is uitgetrokken, in dat tekort eenigermate te voorzien en er wordt gerekend dat althans in het volgend jaar een 1500 man kan worden uitgezonden. Die verhooging van het handgeld, al kan zij op het oogenblik niet wel worden gemist, als men eenigszins in het tekort wil trachten te voorzien, is mij toch eigenlijk om verschillende redenen onsympa thiek. Veel beter zou het zijn als men de positie van onze man schappen in Indië zóó wist te maken, dat deze begeerlijk kon zijn. De pensioenen o. a. zijn over het algemeen nog veel te laag om tot 91

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1913 | | pagina 93