Oorlogsbegrooting 1913. [Jan. 1913.
het in boeken en geschriften, maar onder de hand gaat met goed
vinden van de Overheid de zondaar zijn gang! Het is heel eigenaar
dig, dat men dit dus openlijk in een Staatsstuk als de Memorie van
Antwoord erkend ziet.
Ik prijs het, dat men door de uitbreiding van de gelegenheid tot huwen
het concubinaat wil bestrijden. Ik weet zeker, dit helpt op verre na
niet. voldoende. Zoolang als het leger er is, zoolang men duizenden
jonge mannen bij elkander brengt, krijgt men uit den aard van de
zaak allerlei onchristelijke toestanden. Het leger zelf, dat zich in
verschillende plaatsen van den Archipel bevindt, brengt ook deze
instelling met zich mede. Geen enkele maatregel helpt afdoende
de Regeering zelf doet zelfs geen moeite, om het concubinaat te
bestrijden bij den inlandschen soldaat. In den grond van de zaak
blijft dus alles hetzelfde.
Ik breng hulde aan de pogingen, die aangewend worden om in
deze zaak nog zooveel mogelijk verbetering te brengen. Ik kan dit
doen omdat ik het ben geweest, die jaar op jaar aangedrongen heb
op gelegenheid tot huwen voor den soldaatop betere woningtoe
standen van onderofficieren en minderen. Wanneer er pogiogen in
die richting gedaan worden, kan er dus niemand zijn die zich daar
meer over verheugt dan ik, maar ik maak mij niet blij met een
doode musch. Ik weet, dat er duizenden en duizenden soldaten zijn,
die niet getroffen worden door de bepalingen en vele anderen die er
zich niet aan storen. Ik wees er reeds op, dat een Regeering die zich
Christelijk noemt en een Gouverneur-Generaal van dezelfde kleur,
openlijk voor deze zaak zijn moeten uitkomen en zeggenhet is zoo,
het bestaat; ja bet bestaat algemeen. De Regeering weet volkomen,
hoe de toestand is.
In het leger neemt de inlandsche, zoowel als de Europeesche soldaat
een vrouw. Die verhouding duurt een paar jaar, in dien tijd worden
er kinderen geboren; maar na kort of lang krijgt de man genoeg van
de vrouw en dan wordt de vrouw met de kinderen in de rimboe gestuurd
en niemand ziet meer naar hen om. Van particuliere zijde wordt voor
die menschen iets gedaan, maar het is volmaakt onvoldoende, hoewel
ik alle hulde aan pogingen breng. De kinderen, ook van Europeanen,
groeien op in den kampong; de vrouwen dalen lioe langer hoe meer, en
iedereen weet wat er ten slotte van haar terecht komt. Alleen het
legerbestuur weet daar misschien niets van, in elk geval doet dat er niets
aan
Wanneer men personen, die in Indië geweest zijn, over het concu
binaat in het leger spreekt, dan worden allerlei redenen opgegeven,
waarom het concubinaat eigenlijk nog maar de beste toestand is. Wan
neer het concubinaat afgeschaft werd, zouden er veel erger toestanden
ontstaan, de soldaten zouden naar vrouwen in den kampong gaan, de
geslachtsziekten zouden nog veel erger om zich heen grijpen, tegen
natuurlijke ontucht zou op grooter schaal gepleegd worden. Ik laat dit
alles voor het oogenblik daar, maar ik vraag aan de Christelijke
heeren hoe zult gij in deze zaak handelen En ook aan de Regeering:
I. M. T. 1913. 7.
97