De reserve voor het Indische Leger. Febr. 19] 3.] Eerst wanneer over meer dan 7500 man reserve wordt beschikt, zal men bij de tegenwoordige legersterkte er aan kunnen gaan denken om nieuwe afdeelingen op te richten. Of we dan in oorlogstijd niet mogen rekenen op nieuw-aan- geworven inlanders? Wie zal daarop met zekerheid een antwoord kunnen l geven Ons lijkt het vooralsnog vei liger er niet op te rekenen. Hoe nu aan de benoodigde manschappen te komen? Het spreekt van zelf, dat het vinden van de noodige men- schen op een eiland, waar minstens 5 millioen weerbare mannen wonen, geen enkel bezwaar kan opleveren. Het men- schenmateriaal is in overvloed aanwezig. Het is maar de quaestie, hoe krijgt men die menschen op de goedkoopste wijze en toch voldoende geoefend. Door de verschillende voorstellers zijn ten slotte slechts twee methodes aangegeven, n. 1. militie, of vrijwilligers. Wat de eerste methode betreft, n. 1. eene militie op den voet als wij in Europa kennen, deze kan nog maar weinigen bekooren. Ook X geeft daarover een korte beschouwing, die zeker het gevoelen van de overgroote meerderheid weergeeft. Ontegenzeggelijk zullen de kansen voor eene militie gunstiger worden, naarmate de bevolking in ons minder den overheer- scher ziet en naarmate zij de voordeelen er van inziet niet van overheerscher te verwisselen. Maar moeten we daarom wachten tot de drang tot de vorming van een militieleger uitgaat van het volk? Zijn in Europa dan de militielegers op die wijze ontstaan, of zijn die geboren uit de noodzakelijk heid om tegenover de lotingslegers van Napoleon een voldoende macht niet bereikbaar met huurlegersin het veld te kun nen brengen? Wanneer X het werk van von der Goltz „Das Yolk imWaffen" eens opslaat, zal hij ervaren, dat zijn ethisch motief tot den tegenwoordigen vorm der Europeesche legers maar bitter weinig heeft bijgedragen. Frederik de Groote, die zijn huurleger aanvulde met slechts zeer kort 126

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1913 | | pagina 10