De reserve voor het Indische Leöee. [Febr. 1913.
geoefende miliciens, is feitelijk degeen geweest, die den eersten
stap in de nieuwe richting heeft gezet. Deze vorst heeft
intusschen ook het met stokken bewapende opsluitend gelid
ingevoerd, een maatregel, die zich moeilijk laat rijmen met
een drang van het volk om aan den strijd deel te nemen.
Leert dus de geschiedenis, dat de militielegers minder dooi
de wenschen der volkeren, dan wel uit den loop der gebeur
tenissen zijn gegroeid, dan volgt daaruit, dat ook hier te lande
de regeering uit te maken zal hebben, wanneer het oogenblik
gekomen is om op het volk den plicht te leggen mede te werken
bij de verdediging van het land. Thans draagt de inlandsche
bevolking slechts bij in geld, dan zal zij ook persoonlijk daarbij
betrokken worden.
De ethische zijde van het vraagstuk buiten beschouwing
latende, omdat men daarmede wanneer de omstandigheden
tot handelen dwingen, ten slotte toch geen rekening houdt,
blijven slechts de militaire bedenkingen tegen een militie
aangevoerd te overwegen, welke in het kort zijn:
le de militie komt niet onder de wapens, wanneer zij bij het
uitbreken van een oorlog wordt opgeroepen;
2e zij heeft geen strijdwaarde tegen een B. V.; zij zal ver-
loopen en misschien zelfs gevaar voor ons opleveren.
Tegen het eerste bezwaar kan men aanvoeren, dat door een
deugdelijke organisatie daartegen veel kan worden gedaan.
Ook in Europa heeft men daarmee te kampen. En, als de mili
tie niet opkomt, waarom zouden de vrij wilige reservisten dan
wel opkomen
Wat het tweede betreft, niemand zal daartegenover iets anders
dan zijn persoonlijk gevoelen kunnen stellen, en daarmee lost
men de quaestie niet op. Yan een debat er over is evenmin iets
te wachten, omdat men geen bewijzen kan aanvoeren. En ook
al omdat wij, officieren, over het algemeen het Javaansche volk
niet voldoende kennen om te kunnen uitmaken, of het sub 2
genoemde bezwaar juist moet worden geacht.
Alleen van eene commissie bestaande uit militairen, uit ken
ners van het volk en uit ontwikkelde Javanen zou n. o. m. een
127