Oorlogsbegrooting 1913. [Febr. 1913. Eenige leden zouden bewapening der inlanders bedenkelijk achten. Reserve. De verschillende maatregelen van de Regeering ter ver sterking van de reserve, die in deze begrooting hun uitdrukking vinden, werden toegejuicht. Dit was eveneens het geval met wat gedaan wordt ter verbetering van de positie der onderofficieren. Er werd echter de aandacht op gevestigd dat, wil men Indië verde digen, het niet alleen geldt de questie van legerorganisatiemaar dat dan ook aldaar de noodige fabrieken moeten worden opgericht voor vervaardiging van wapenen, ammunitie, enz. Expedities. Eenige leden waren van oordeel, dat de blaam op het gedrag der sergeanten, die aan het hoofd stonden van den beruchten tocht in Soemba, hen moest treffen, die hun de leiding hadden toever trouwd. Anderen verklaarden tevreden te zijn met het gestreken vonnis en de veroordeeling der schuldigen. Zij achtten het niet wenschelijk, dat de chefs, die aan de sergeanten het bevel over de expeditie hadden opgedragen, in die mate hard werden beoordeeld als het geval was. Artillerie-materieel. Men wees er op, dat uit de berichten, welke omtrent de gevechtswaarde van het verschillend soort van geschut in den strijd in den Balkan tot ons komen, geen conclusie mag getrokken worden omtrent de voorkeur aan het eene soort boven het andere te geven, daar veel afhangt, van de meerdere of mindere bekwaamheid van hen, die het geschut bedienen. Intusschen werd door onderscheidene leden gewenscht, dat concur rentie werd opgewekt. Zij achtten het uit dien hoofde aanbevelens waardig, dat de firma Schneider in de gelegenheid werd gesteld mede te dingen op voor haar aannemelijke voorwaarden bij de levering van oorlogsmaterieel. Naar aanleiding van dit laatste werd door enkele leden in het midden gebracht, dat het hier niet gaat om de gevreesde verschillen in de technische bediening van het geschut, wat feitelijk neer zou komen op de inrichting van het sluitstuk, daar het bekend is, dat genoemde firma op dat punt geen bezwaar maakt. Zij waren onaangenaam getroffen door het feit, dat het Departement van Koloniën geen blijk geeft zich iets gelegen te laten liggen aan hetgeen is aangevoerd ten gunste van eene gelijke behandeling van de verschillende eerste klasse firma's, welke voor levering van materieel wenschen in aanmerking te komen. Deze leden meenden den Minister ernstig te moeten waarschuwen voor de gevolgen, die deze houding kan hebben, wanneer later voorstellen ten behoeve van nieuw berggeschut worden ingediend. Geweren. Bij de behandeling der begrooting voor het jaar 1910 werd in het Yoorloopig Verslag der Commissie van Rapporteurs dezer Kamer 239

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1913 | | pagina 123