Febr. 1913.] OOELOGSBGROOTING 1913. 242 verwezen worden naar het door den ondergeteekende medegedeelde op blz, 58 van de Memorie van Antwoord op het Yoorloopig Verslag van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, betreffende deze begrooting en in de vergadering dier Kamer van den 5den dezer Handelingen blz. 1096). Het is den ondergeteekende dan ook niet duidelijk op welke gronden de uitspraak van enkele leden berust, dat het Departement van Koloniën geen blijk geeft zich iets gelegen te laten liggen aan hetgeen is aangevoerd ten gunste van eene gelijke behandeling van de verschillende eerste klasse firma's, welke voor levering van mate rieel wenschen in aanmerking te komen. Geweren. Ingevolge de toezegging van den ondergeteekende bij de mondelinge beraadslagingen in de Tweede Kamer der Staten-Generaal over de begrooting van Nederlandsch-Indië voor 1910 werd in sa menwerking met de Ministers van Oorlog en Marine in Mei van dat jaar eene commissie in het leven geroepen tot het instellen van een onderzoek nopens de uitwerking op korte afstanden, c. q. de verhoo ging van die uitwerking de z. g. stopping-power, van de kogels van de 6.5 m.M. geweren en karabijnen. Deze commissie heeft thans ha ren arbeid beëindigd en haar eindverslag, dat den ondergeteekende onlangs bereikte, zal binnenkort aan het oordeel van de Indische re geering worden onderworpen. In afwachting van de Indische adviezen meent de ondergeteekende zijn oordeel omtrent deze technische aan gelegenheid te moeten opschorten. Tusschen deze aangelegenheid en de in kolom 52 van het Koloniaal Verslag van 1912 bedoelde verlichting van het geweer model '95 be staat geenerlei verband. Deze verlichting zal worden verkregen door het doen wegvallen van den ontlaadstok, het vervangen van den le deren geweerriem door een van singelband en het wegnemen van eenig hout aan de lade. Om voorts het geweer tijdens de beweging door het terrein zoo min mogelijk te doen hinderen, is besloten voor taan de bajonet niet meer steeds, doch alleen vóór het handgemeen te doen opplanten. Uit den aard der zaak zijn deze wijzigingen niet van invloed op het ballistisch vermogen van het geweer. Onderaf deeling 268. Werving. Dat de voorgestelde verhooging van de werfpremiën voor het Indische leger ongeveer samenvalt met een herziening van de premiën voor het leger hier te lande is slechts een toevallige omstandigheid. Deze herzieningen staan niet met el kaar in eenig verband, zoodat, naar de ondergeteekende meent, hier moeilijk gezegd kan worden, dat het Rijk tegen zich zelf opbiedt.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1913 | | pagina 126