De reserve voor het Indische Leger. [Eebr. 1913.
Als de regeering ook die methode volgde en op een derge-
lijken grondslag opgebouwde voorstellen aan de volksver
tegenwoordiging voorlegde, zou er vreezen we niet veel
van terecht komen.
Waar hierboven het bestaan van een gewenschte verhouding
tusschen het Europeesch en het Inlandsch element in het
leger werd gereleveerd, zou bij voorstellen tot legeruitbrei-
ding reeds daarom alleen de aanvulling van het Europeesche
element niet buiten beschouwing kunnen worden gelaten.
Aangezien we bovendien in het algemeen in den strijd tegen
den B. V. meer prijs stellen op den Europeaan, omdat we
weten wat hij waard is, wordt de aanvulling van het Euro
peesch element in het leger een vraagstuk van het aller
grootste belang.
Nochtans kunnen we te dier zake kort zijn eerstens omdat
al zoo veel over deze kwestie is geschreven, en voorts omdat
omtrent de richting, waarin de oplossing moet worden gezocht,
n. o. m. zoo weinig twijfel kan bestaan.
De verschillende voorstellen zijn terug te brengen tot twee
hoofdgroepen, n. 1. voor de aanvulling wordt gebruik ge
maakt van
le de in Indië verblijvende Nederlanders,
2e daartoe uit het rijk in Europa aan te voeren Nederlanders.
De op die wijzen verkregen Europeanen worden op verschil
lende wijzen benut.
Die sub 1 genoemd door de vorming van
1. a. schutterij,
1. b. militie.
De op de sub 2 genoemde wijze verkregen Europeanen
wenschen de voorstellers samen te voegen tot:
2. a. een reservekorps in Nederland,
2. b. id. in Indië.
Bij eene beoordeeling van de verschillende stelsels met het
oog op hun waarde voor de defensie bij een oorlog tegen een
B. Y. is het duidelijk, dat die, waarbij de benoodigde man-
133