Febr. 1913.] De reserve voor het Indische Leger.
men in een oorlog tegen een B. V. het leger van een vol
doend sterke kern van Nederlanders zal kunnen voorzien.
In een militie van Hollanders heeft men het middel om het te
kort aan Europeanen in het staande leger te neutraliseeren.
Alles wijst in dezelfde richting. Inkrimping van het Euro-
peesche element kan plaats hebben; zij is gewenscht, omdat
het het duurste deel van het leger is; we worden er toe ge
dwongen omdat de werving steeds meer bezwaren oplevert.
Maar daarmee wordt de noodzakelijkheid om in geval van
ooilog op de hier aanwezige Nederlanders te kunnen reke
nen. steeds grooter. De zoo hoog noodige kern van Europeanen
in het leger bij een oorlog tegen een B. V. zal in de toekomst
alleen op die wijze kunnen worden verkregen.
Hoe sterk die kern zal zijn, zal behalve van het aantal
beschikbare Hollanders, mede afhangen van de militiebepa
lingen. Wij wagen ons niet aan getallen. Naarmate meer
landgenooten herwaarts komen, zal het contingent toenemen
en men vergete niet, dat het percent weerbaren onder hen
groot is. De meesten van ons komen en gaan binnen het
tijdperk, waarin men dienstplichtig kan worden geacht.
We kunnen niet beoordeelen in hoeverre het getal van 6000
weerbaren overdreven zou zijn (werd dit niet genoemd in
een project onder den Gouverneur-Generaal Roosebcom
opgemaakt ,maar er bestaat al evenmin reden om aan
het getal van 2000 door X genoemd eenige waarde te hechten,
waar hij nalaat dit te motiveeren.
Zouden we om tegenover den B. V. het leger zoo talrijk
mogelijk te maken de quaestie van de verhouding van Euro
peanen en Inlanders tot zekere grenzen willen opofferen,
naarmate we „ethisch" verder komen, heeft die verhouding
ook minder reden van bestaan in een ander opzicht moet
echter aan een juiste verhouding zoo veel te meer waarde
136
Voor Oost-Indië werden gevraagd:
in 1909 in 1910 in 1911
gevraagd
en uitgezonden
alzoo te weinig
2790 2627 4142 man
1353 1446 1142
1437 1181 2003