De reserve voor het Indische Leger. [Febr. 1913. met 1 gelijk staat met een sterktewinst voor het leger van een volle compagnie. Het verkrijgen van 6500 man reserve is dus slechts één van de gevolgen van het stelsel en het gaat dus niet aan de kosten geheel op de 6500 man reserve te schuiven. Verder zegt S,o. m.: „Aangezien een Inlandsch fuselier den lande per jaar aan soldij, voeding en kleeding op ongeveer 210 komt te staan, betwijfelen wij of gemiddeld het iülandsch personeel van fuselier tot en met sergeant den lande per hoofd en per jaar meer dan f 300 kostenz". Wel wel, S. vond het jammer, dat ik volstond met de mededeeling, dat de som van f 2140 000 niet was geschat maar berekend, is het aan niet jammer dat bovengenoemde kosten van f 300 niet beter gemotiveerd worden dan door S. 's twijfel? Het uit de lucht gegrepen getal van f 300 komt mij ten eenenmale onjuist en veel te klein voor. Voor de kosten van een inlandsche compagnie vond ik indertijd in een ouden jaargang van het I. M. T. eene begrooting en deze bedroeg f 100 000. Heeft S. wel gedacht aan de kosten van wapening, encadreering, waar deverlies kazernes, gagementen enz.? Het zou trouwens al te dwaas zijn te verwachten, dat het in dienst houden van militairen den lande voordeeliger zou zijn dan het gageeren. Gaarne wil ik echter toegeven dat, hoewel n. m. m. de verhouding van de kosten, verbonden aan de verschillende stelsels door S. berekend, eenigszins anders zou moeten wor den genomen, de aan het door mij ontworpen stelsel ver bonden kosten aanzienlijk hooger zijn dan die welke geëischt worden voor het door S. aanbevolen stelsel. Dus, zegt S., als de geoefendheid niet in het gedrang komt, is met die hooge kosten, het stelsel X veroordeeld. Juistals de geoefendheid niet in het gedrang komt. Ook ik schreef in mijn opstel, dat een goede reserve voor weinig geld te verkiezen is boven een goede reserve voor veel geld. Het verschil tusschen ons beiden bestaat hierin, dat S. van meening is, dat bij zijn stelsel de geoefendheid niet in het gedrang komt, terwijl dit naar mijne meening wèl het geval 141

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1913 | | pagina 25