De Reserue uoor het Indische Leger. Niemand zal willen beweren, dat het in den titel vermelde onderwerp niet van het hoogste belang is. Naarmate de waarde van ons koloniaal bezit toeneemt, zou het verlies er van in hooger mate zijn te betreuren, en waar nu door de immer wassende snelheid der verkeersmiddelen de afstand in tijd uitgedrukt van onze bezittingen tot een eventueelen liefhebber steeds kleiner wordt, onze eilanden dus steeds meer binnen het bereik vallen, is bet geen wonder, dat naar middelen wordt omgezien om de sterkte van het leger ten behoeve van de verdediging van Java in oorlogstijd op te voeren. Aangezien niet ieder in de gelegenheid is zelf de geheele literatuur over dat onderwerp na te gaan, moet men X. dankbaar zijn voor het geschiedkundig overzicht, dat hij aan zijn opstel in de 8ste aflevering van den vorigen jaargang heeft toegevoegd. Ook bespaart hij hierdoor velen de moeite om uit den poel van onnoodige details, waarin vele voorstellers hunne projecten hebben laten verzinken, de quintessence van hun betoog weer op te visschen. Ontdoet men toch hunne voorstellen van de bijzaken en de details, als hoeveel zakgeld de reservist moet hebben, of dat de oefeningen van 6 1\ v.m. dan wel van 4—5| n.m. zullen plaats hebben, dan blijken ze au fond niet zooveel meer van elkander te verschillen. Na van den Bosch, die naast het gemengde uit Europeanen en Inlanders gevormde staande leger een inlandsch leger wilde vormen, waarvan we nog een deel terugvinden in de Barisan van Madoera, kwam von Gagern voor het eerst met het denkbeeld van een rustende reserve vaninlandsche soldaten, waarvoor hij—gedeeltelijk ten minste—werk vond bij de politie, terwijl nog jongere voorstellers eindelijk van de hier vertoe- 119 I. M. T. 1913. 9.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1913 | | pagina 3