De reserve voor het Indische Leger. [Febr. 1918.
heden van het staande leger op oorlogssterkte te brengen,
achten wij het wenschelijk in de toekomst van een ander
beginsel uit te gaan.
Thans heeft men langs statistischen weg nagegaan hoe
veel man men bij een compagnie in vredestijd moet hebben
om bij mobilisatie met 150 geweren te kunnen uitrukken.
Maar is het de bedoeling met een compagnie op volle gevechts
kracht naar het oorlogsterrein af te marcheeren, of wel wenscht
men het gevecht aan ie vangen met die sterkte? Ons
dunkt, dat op het laatste ons streven gericht moet zijn. De
Japanners hebbeD dit zeer juist ingezien. In de tweede helft
van den jongsten oorlog brachten zij in de rustperiodes de
compagnieën op eene sterkte van 300 man, terwijl ook de
uitgezonden compagnieën die sterkte kregen, opdat voltal
lige compagnieën voor den vijand gebracht konden worden
en in het gevecht de kracht niet te snel zou afnemen.
Hoeveel te meer geldt dit voor onze van huis uit reeds zoo
zwakke compagnieën van 150 man. Na eenige marschver-
liezen houden die heelemaal geen gevechtskracht meer over.
Rukt men met gevechtssterke compagnieën uit, dan zal
reeds spoedig aanvulling noodig zijn, de meeste verliezen
worden op marsch geleden. Maakt men de compagnieën ster
ker, dan kan het moment van aanvullen zooveel te langer
worden uitgesteld en ontheft men de legerleiding van een
deel der vele beslommeringen.
Men kan hierbij natuurlijk niet verder gaan dan de eerste
gevechten; de verliezen daarin geleden, zullen moeten worden
aangevuld van uit de depóts. Het streven echter om bij de eer
ste gevechten zoo sterk mogelijk te zijn, lijkt ons zeer juist.
Rekent men bij mobilisatie op 10 verlies s) en gedurende
123
1) Volgens het Russische Generale Stafwerk Band 1 blz. 158 noot 4 bedroeg
de normale oorlogssterkte van het Japansche bataljon 25 off. en 898 man. Er
was dus surplus van 25
2) Deze getallen dienen slechts om de gedachte te bepalen. Voor de verschil
lende landaarden zijn verschillende getallen gevonden, doch waar het hier slechts
het beginsel geldt en ook voor het verdere ons de gegevens ontbreken voor
nauwkeurige berekeningen, meenen we met ronde cijfers te kunnen volstaan.