Boekaankondiging. 215 De verdediging van Nederlandsch-In- dië. (Een toekomstbeeld). De Gids, December 1912. De oud-luit. kol. F. C. Hering wijdt aan bovenvermeld onderwerp eenige beschouwingen, welke voor wat betreft het eerste gedeelte in hoofdzaak hierop neerkomen, dat Nederlandsch-Indië in zijn geheel slechts door een vloot kan worden verdedigd en dat in verband daarmede alle voor de verdediging beschikbare golden voor de vloot c.a. moeten worden aangewend. Maar hoor ik den lezer al vragen is dat nu een nieuw gezichts punt? Was het noodig daartoe ,,een toekomstbeeld" te scheppen? „Zonder twijfel" is het antwoord, want die vloot moet volgens S. zoo krachtig zijn, dat zij onbevreesd een veroveraar kan te gemoet gaan 2) (blz 4); zij moet „zoo sterk mogelijk", „goed samengesteld" en van „voldoende sterkte" zijn (blz 2). Zoo'n vloot kost echter geld, veel geld, meer geld dan bij den huidigen stand der Indische financiën beschikbaar zou kunnen worden gesteld. Doch wat nood, zou op zulk een kleinigheid een goed plan moeten afstuiten? Dat nooit, dan liever (op moderne wijze) de lucht in! En op het zelfde moment neemt S plaats in een vliegtuig, zweeft hooger en hooger, krijgt hallucinaties en ziet ten slotie Nederlandsch-Indië in 1938, badende in weelde. De begrooting over dat jaar wijst een eindcijfer van een milliard aan. Eenige eskaders, samengesteld uit superdreadnoughts, kruisers, torpedojagers, torpedobooten en onderzeeërs, voor een groot deel bemand met Inlanders, houden de wacht. De omringende Kijken en Koloniën voelen zich machteloos tegenover den kolos, zij Doch wij zijn niet meer in de werkelijkheid en dat bij de behande ling van een vraagstuk, welks oplossing in de eerste plaats eischt, dat men met heide voeten op den grond blijft. Daarom basta! over het eerste gedeelte. Voor wat het tweede gedeelte van het betoog betreft, kunnen wij ook kort zijn. Het bevat eenige beschouwingen over den Javaan, de guerilla en over een volksleger van 100 000 man voor 2 millioen gul den 's jaars. Voor hen, die de artikelen in „de Indische Gids" hebben 1) De grootendeels onjuiste premissen, welke aan die conclusie voorafgaan, kunnen gevoegelijk onbesproken blijven. 2) Met kans op succes schijnt niet noodig te zijn. En S. wil den strijd nabij Soerabaja voeren (blz 90. a, en 19)? (Wat in- tusschen wel geen officier der Marine met hem eens zal zijn). t. M. T. 1913. 15.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1913 | | pagina 99