ff Onerzicht Dcrn eenige Tijdschriften, 208 Mavors 1912 No. 12. Als eerste artikel valt te vermelden een vervolg der studie van den kapitein W. E. van Dam van Isselt „Een nationaal verdedigingsmiddel." S. behandelt daarin het bevriezen van onderwaterzettingen en de middelen om bevriezing te voorkomen. De le Luit. der art. Jhr. J. Th. Alting von Geusau geeft de uitwer king van een taktiekopgave. S. behandelt daarin het optreden eener vleugeleolonne, sterk 5 bataljons en 4 batterijen veld-art. a 3 stukken, van eene in meerdere colonnes oprukkende troepenmacht. De oefening speelt zich af op de stafkaart Rotterdam, maar ook voor hen die die kaart niet bezitten is het artikel zeer lezenswaardig. In de eerste plaats wordt n. 1. de indeeling van de marschcolonne behandeld, waarbij dadelijk opvalt, dat S., hoewel de troepenmacht met beslist offensieve bedoelingen oprukt, geen artillerie indeelt bij de voorhoede. S. acht een dergelijke indeeling in polderland niet gewenscht, omdat een vuuroverval van de voorhoede door artillerie van de tegenpar tij zeer goed mogelijk is. Om dezelfde redenen plaatst S. de 4 batterijen niet tusschen het voorste en tweede bataljon der hoofdcolonne, maar laat daar één batterij marcheeren, die zoo noodig dadelijk ter ondersteuning van de voorhoede kan oprukken, terwijl de drie overige batterijen tusschen het 2e en 3e bataljon van de hoofdmacht marcheeren. Het zal ons dadelijk opvallen, dat de door S. ontwikkelde theorie niet alléén voor polderland geldt. We verwijzen in dit verband ook naar hetgeen de Majoor van den Gen. Staf Jhr. Alting von Geusau in zijn applicatorisch-taktische studiën over bovenstaand onderwerp zegt. (Deel II blz. 64 66). Bij de bespreking van het optreden der colonne wijst spreker nog op een nadeel van de drie-stukken-batterij en doet dit nadeel, n. 1. de onsplitsbaarheid, uitkomen, doordien hij bij de tegenpartij een batterij van 4 stukken sectiesgewijs laat optreden. De le Luit. F. G. de Yeer wijdt eenige woorden aan „Het motorrijwiel op de manoeuvres 1912 in de stelling van Amsterdam". S. beantwoordt eenige door hem zelf gestelde vragen. Zoo lezen we b. v.„Ondervonden de motor-wielrijders medewerking van de zijde van marcheerende of stilstaande troepen En dan volgt als antwoord: „Neen, absoluut niet, zelfs werden

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1913 | | pagina 92