Febr. 1913.] Overzicht van eenige Tijdschriften.
vestingen langs de Noordergrens te inspecteeren. Een vervanger wordt
niet aangewezen, terwijl evenmin gebruik wordt gemaakt van de
diensten van den Sous-chef van den Staf.
De le. Luit. Kwartiermeester Mac Kenzie geeft een beknopt ge
schiedkundig overzicht van de West-Indische landmacht. S. vindt
daartoe aanleiding in het rapport der commissie, die in 1911 werd
ingesteld en tot opdracht had den economischen en financiëelen toe
stand van de Kolonie Suriname te onderzoeken.
Deze commissie stond het denkbeeld tot opheffing der bezetting
voor, welk voorstel door het college der Koloniale Staten echter zeer
slecht is ontvangen. Deze achtten rust en orde in de Kolonie als
dan niet verzekerd, zelfs al zou het politiekorps worden vergroot.
Op de studie „De militaire telegrafie; hare organisatie en werking",
waarvan we thans het slot aantreffen, vestigden we reeds de aan
dacht. S. besluit met in het kort de belangrijkste bijzonderheden,
alsmede de voor- en nadeelen op te sommen van de gewone telegrafie,
de telefonie, de optische telegrafie en de draadlooze telegrafie. Te
vens wordt nog gewezen op de geringe sterkte van de (Fransche)
telegraaftroepen.
Een opstel van bijzonderen aard valt thans te vermelden. Het is
getiteld „Militaire oefeningen en bedrijfsleiding". Uit eene door de
redactie gestelde noot zien wij, dat de schrijver een verlofsofficier is.
Althans we lezen daarin, dat de redactiebij uitzonderingdit op
stel plaatst, om te doen zien, hoe de dagelijksche gang in het mili
taire leven zich kan voordoen aan een beschaafd man, die uit de
burgermaatschappij tijdelijk in het leger treedt, en die daarbij het
legerorganisme vergelijkt met het bedrijfsleven, waarin hij zich ge
woonlijk beweegt.
Aan het begin der studie zegt S. het navolgende„Maar in één
opzicht is het Hollandsche leger niet modern en allerminst op de
hoogte van zijn tijd en dat is in, wat men kan noemen, zijn bedrijfs
leiding. Want, zonder de staatsrechterlijke positie van het militai
risme aan te tasten, moet men toch erkennen, dat het leger, onder meer,
als een bedrijf is te beschouwen, waarin arbeiders, door bazen en
chefs, geschooid worden, om een bepaald werk te verrichten: de ver
dediging der nationale onafhankelijkheid. Of dit geschiedt in een
schijn- of in een werkelijk gevecht, doet hierbij niets ter zake".
Het komt ons voor, dat S., door de toevoeging van den laatsten
zin, blijkbaar bedoelt om de voorafgaande vergelijking aannemelijk
te maken, het minder juiste in die vergelijking nog des te sterker
doet uitkomen.
In een (modern) bedrijf wordt niet geschooldalthans is scholen
geen doel, wat in het leger in vredestijd wel het geval is. Zoodra
210