Maart. 1913.] Leger en- vloot bij de verdediging v. Ned.-Indië. Is nu een dergelijk bondgenootschap voor ons niet mogelijk? De heer N. onkent het. Het is wiskunstig zeker zegt hij, dat een verbond van den zwakken A. met den sterken B. een verwijdering tusschen A. en den sterken C. tengevolge heeft. Een oogenblik toe gegeven. Maar dan is het toch als een verbond van den zwakken A. en den sterken B, dit verschijnsel reeds te voor schijn roept (indien dit mogelijk ware) wiskunstig nog zekerder, dat die verwijdering zal voortspruiten uit een verbond van den sterken A. en den sterken B. En wat zien we nu in de werkelijkheid Bismarck sluit een defensief verbond met Oostenrijk tegen Rusland, het sterke D. en het sterke O. tegen het sterke R. Gevolg verwijdering van D. en R'? Integendeel, op het zelfde oogenblik is Rusland te vinden voor een zelfde verbond met Duitschland tegen Oostenrijk. Een ander voorbeeld. Het sterke Engeland verstaat zich met het sterke Frankrijk en het sterke Rusland tot een (triple) entente. Gevolg verwijdering van Duitschland? Integendeel, de politieke verhouding van Engeland en Duitschland is sinds lang niet zoo goed geweest als sedert dien. Een voorbeeld van een zwakken A en een sterken B met het gevolg, dat A ten slotte door C gedwongen wordt zich geheel afhankelijk te maken van B Als dat het gevolg is, 254 in Indië tot op zekere hoogte ontzag kunnen inboezemen te midden van die nieuwe omstandigheden in Azië Daarvoor is m. i. althans en ik geloof dat velen mijn meening deelen en hoe langer hoe meer gaan deelen 1) een behoorlijke scheepsmacht noodig, niet een groote vloot van klein goed, maar een kleine vloot van groote sche pen. Het moet niet kunnen voorkomen, dat ons bestuur in Indië in den hoek geduwd wordt door het verschijnen van een paar betrekkelijk zwakke oorlogs schepen. Wanneer er werkelijk eens oorlog uitbreekt in onzen Archipel en het is w aarschijnlijk dat nog wel andere Mogendheden dan de Aziatische daarin betrokken zouden zijn moet onze scheepsmacht daar van dien aard zijn, dat wij een waardevolle bondgenoot zijn voor die andere daarbij betrokken mo gendheden. 1) De kans op behoud van ons gezag in Indië, op behoud van den toestand zooals die is, zal alleen op die voorwaarde redelijkerwijs onder de oogen kunnen worden gezien. En zou nu voor dergelijke uitgaven ik kom op dit punt omdat het in de discussie is aangeroerd ook niet iets gevergd mogen worden van de inlandsclie bevolkingen zelf? 1) De Cursiveering is van ons.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1913 | | pagina 14