Maart. 1913.] Gemengde Compagnie.
beide rassen, wat hun intiem leven betreft, weinig of niet met
elkander in aanraking. Bij de gemengde compagnie bestaat
de eeiste sectie uit Europeanen, ook afzonderlijk gelegerd,en zijn
de drie andere sectiën gemengd, bestaande uit Amboineezen
en Javanen.
Ook daar blijft het intiem leven van den Europeaan ge
scheiden van dat der Oostersche rassen.
Gedurende mijn verblijf te velde heb ik gezien, dat de ras
sen, Euiopeanen en Javanen, elkander zeer goed verdragen,
al zal de Europeesche fuselier zich boven den Javaan rekenen.
Daar, waar hij met hem in aanraking komt, neemt hij gaarne
een toon van gemoedelijkheid aan. De Javaansche fuselier
ziet ook in den Europeeschen soldaat (door hem vertrouwelijk
met „oom aangesproken) een meerdere in lichaamskracht, in
onverschilligheid en durf, en verhoogt het zijn moed in deure'des
gevaars, als hij weet dat zijn blanke broeder in de nabijheid is.
Wat betieft de verhouding te velde van den Javaan en
den Amboinees (waartoe ook de Menadonees wordt gerekend),
een duidelijke tegenstelling van de noodlottige voorspellingen
van den oud-overste Hering kan men waarnemen bij het
korps marechaussée in Atjèh, waarbij de brigades (afdee-
lingen van 20 man) onder aanvoering van een Europeesch
onderofficier bestaan voor de helft uit Amboineezen en voor
de andere helft uit Javanen.
Gedurende vele jaren is dit korps in alle streken van Atjèh
op den voorgrond getreden. Het zoude mij te ver voeren,
en het ligt buiten de lijn van dit stuk, de verschillende fac
toren, gunstig inwerkende op het moreel, van dezen troep,
in nadere beschouwing te nemen.
Zoo de bewering van den oud-overste Hering juist was,
„dat een gevoel van haat de Javaan moet bezielen tegen den
hooghartigen hem minachtenden Amboinees," voorzeker zoude
dit gevoel niet verborgen hebben kunnen blijven en aanlei
ding hebben gegeven tot groote verwijdering van de rassen
onderling en tot vele kwesties bij het gemengde korps mare-
262