Gemengde Compagnie. [Maart. 1913.
chaussée. Ja, zelfs moord en doodslag zouden geen zeld
zaamheid zijn.
In strijd hiermede kan ik verklaren, dat mij gedurende de
negen jaren, dat ik bij het korps marechaussee was inge
deeld, geen gevallen van uitingen van rassenhaat bekend zijn.
Integendeel heeft de goede verstandhouding en de groote
eensgezindheid mij getroffen.
Waar de deelnemers van de kleine marechaussee afdeelin-
gen gedurende hun langdurige, door onherbergzaam terrein
voerende patrouilles op elkander zijn aangewezen; waar zij
bij het opsporen van den vijand veelal in omstandigheden
komen, dat zij numeriek verre in de minderheid zijn; waar
zij gezamenlijk bloot staan aan overvallingen, zoowel bij dag
als bij nacht, soms vele dagmarschen van hunne bivaks en
van geneeskundige hulp verwijderd, daar ontstaat een kiachtig
gevoel van kameraadschap.
Het zijn de karaktereigenschappen en niet het ras, welke
de plaats bepalen, die de enkele man in zijn brigade inneemt.
Een flink, voortvarend Javaan wordt niet terug gedrongen
en ten achter gesteld bij een minder voortvarend Amboinees.
Ik heb ze gekend, flinke Javanen, die steeds vooraan bij de
spits waren, of die zich zelf opwierpen als commandant van
een der kleine patrouilles, waarin de brigade soms werd
gesplitst bij het overtrekken in breed front van vijandelijke
ladangs of het doorzoeken van het terrein. Ook waar voor
bijzonder gevaarvolle opdrachten vrijwilligers werden ge
vraagd, boden zich evenzeer Javanen als Amboineezen aan.
Door den omgang bij het korps marechaussée met de veel
levendiger Amboineezen wordt bij de Javanen de belangstel
ling meer geprikkeld en het vertrouwen in eigen kracht
grooter; wordt een gezonde naijver in het leven geroepen,
te trachten, zich niet de minderen te toonen van de Amboi
neezen en neemt daardoor hun gevechtswaarde toe.
Aan welke moeilijke omstandigheden de marechaussée
het hoofd hebben moeten en kunnen bieden, de moeielijkste
tocht is voorzeker geweest de zoozeer becritiseerde excursie
268