Maart. 1913.] Beschouwingen over het Velddienstvoorschrift
en „rapporten", onderscheidingen welke toch vaak moeilijk
waren vol te houden. Men spreekt nu eenvoudig van
instructiën, bevelen en berichten.
Overigens is in dit onderdeel van het voorschrift betrek
kelijk weinig veranderd.
Een m. i. alleszins prijzenswaardig voorschrift is opgenomen
in p. 11 (3) (vergelijk p. 26 Gr. H.), waarin n.l. wordt aanbevolen
om in bijzondere gevallen mondeling gegeven bevelen in een zoo
spoedig mogelijk te doen volgen schriftelijk bevel op te nemen.
Aan het gezond verstand en de ervaring van den bevelgever
of diens Chef van den Staf is het dus overgelaten, om te
beoordeelen, wanneer dit voorschrift moet worden toegepast.
Men wake hierbij evenwel tegen „l'esprit de l'escalier", n.l.
tegen de neiging om zichzelf te willen verbetreen.
Verandering in een bevel geeft toch allicht aanleiding tot
verwarring (p. 24 (1) G. H.)
De vraag rijst, of het geen aanbeveling zou verdienen in
dit punt eene bepaling op te nemen, dat allen (zonder on
derscheid van rang), die een bevel ontvangen, ditook zonder
dat hun zulks wordt bevolen en zij het dan ook soms in
hoofdzaken herhalen (vergelijk p. 20 (3).
In p. 7 van de L. B. V. was eene bepaalde wijze voorgeschreven
om staven, troepen en diensten aan te duiden, overeenko
mende met die, welke men in de meeste Duitsche krijgsge
schiedkundige werken aantreft, van welk voorschrift de
Leidraad zelf echter in de eerste plaats afweek (n.l. in bij
lage VII).
Thans is in p. 12 (5) slechts voorgeschreven, dat elke afkor
ting, welke niet aan de duidelijkheid schaadt, is toegelaten.
Dit is jammer. Bij eene uniforme wijze van afkorten, zijn
bevelen en berichten spoediger te lezen en te begrijpen en
bestaat er minder kans op misverstand, dan wanneer de
ontvanger eerst nog moet wennen aan de wijze van af
korten, welke een ander bezigt. Men bedenke daarbij, dat
niet ieder eene duidelijke hand schrijft, dat de bevelen en
berichten vaak van regen en transpiratie hebben te lijden
268