Maart 1913.] Beschouwing-en over het Velddienstvoorschrift Ophelde- Het gebruik van de cavalerie levert voor officieren van rmg door de an(jere wapens wel eens moeilijkheden op. Misschien is het troepenaf- daarom niet ondienstig de hoofdzaken der punten 53 t/m 55 deeling in- V- V- even iQ 't kort samen te vatten en toe te lichten in gedeelde verband met de punten 10 t/m 15 van de G. H. Zooals be- cavalerie. kend is, wordt onze cavalerie verdeeld in zelfstandige (leger) cavalerie, die rechtstreeks onder de bevelen van den comman dant van het Veldleger staat en brigade-cavalerie, welke organiek bij de brigades is ingedeeld. (Zie 2 V. V.) Op dezelfde wijze wordt in het V. V. onderscheid gemaakt tusschen de „zelfstandig vooruitgeschoven cavalerie" (p. 49 t/m 52), die dus ter beschikking van den A. B. is en de „bij eene troepenafdeeling ingedeelde cavalerie" (p. 53 t/m 55), dat is dus de cavalerie, die onder de bevelen staat van den commandant van eenig onderdeel (brigade of detachement). Laatstgenoemde commandant is de in p. 55 (1) bedoelde A. B. en dus iemand anders dan de in p. 51 genoemde. Om nu niet telkens behoeven te spreken van de „bij eene troepenafdeeling inge deelde cavalerie", zullen we eenvoudigheidshalve aannemen, dat die troepenafdeeling eene brigade is en laatstgenoemde cavalerie de brigadecavalerie. De zelfstandige cavalerie (p. 49 t/m 52) wordt als regel vooruitgeschoven tot het verrichten van den ophelderings- dienst op groote afstanden. De meest eenvoudige toestand is nu, dat de zelfstandig vooruitgeschoven cavalerie zich vóór de brigade op den marschweg bevindt en de brigadecavalerie dus slechts heeft zorg te dragen voor de rechtstreeksche beveiliging van de brigade, waartoe zij onder de bevelen is gesteld van den commandant der veiligheidstroepen. Hierbij zij opgemerkt, dat die rechtstreeksche beveiliging wel degelijk verkennen in zich kan sluiten. Het kan echter voorkomen, dat er zich geene zelfstandige cavalerie vóór de brigade op den marschweg bevindt, hetzij doordat de brigade zelfstandig optreedt, dan wel in eene an dere richting oprukt dan het gros van het veldleger, hetzij door- 276 Jjji eene

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1913 | | pagina 36