Korte fïïededeelingen.
Bet Indisch Leger in het metenschappelijh Daarbericht,
299
In de 11de aflevering van den vorigen jaargang van dit tijdschrift
komen onder de „Korte medeelingen" eenige beschouwingen voor
over het Wetenschappelijk Jaarbericht 1911 der Yereeniging ter be
oefening van de Krijgswetenschap en wordt op enkele leemten gewe
zen van het hoofdstak „Het Leger in Nederlandsch-IndiëDeze
worden toegeschreven aan: le de beperkte plaatsruimte voor dit
hoofdstuk en 2e het opdragen van de samenstelling aan één persoon,
die bovendien in het moederland is.
Toen mij door de Commissie voor het Wetenschappelijk Jaarberich t
het vereerend verzoek werd gedaan om de bewerking van bedoeld
hoofdstuk op mij te nemen, was ik mij volkomen bewust van den moeilijken
en eenigszins ondankbaren aard van deze omvangrijke taak. Op de groote
bezwaren, welke voor één persoon aan het samenstellen van een overzicht
betreffende het geheele Ned. Ind. leger zijn verbonden, vooral wanneer
deze zich reeds enkele jaren in Europa bevindt, heb ik terstond gewezen
en daaraan zelfs openlijk uiting gegeven in het Wetenschappelijk
Jaarbericht over 1909 (blz. 64 en 65). Ik heb mij met de samenstelling
van bedoeld hoofdstuk dan ook slechts willen belasten, toen het
bleek, dat naar mijne meening meer bevoegde personen, op wie ik
de aandacht der Commissie vestigde, daartoe niet genegen waren.
Dat èèn medewerker niet in staat kan zijn elk wapen en dienstvak
van het Ned. Ind. leger behoorlijk tot zijn recht te doen komen, ook
al kon hij over onbeperkte ruimte beschikken, zal wel geen nadere
toelichting behoeven. Bevindt hij zich in het moederland dan onder
vindt hij nog bijzondere bezwaren door de late ontvangst van officieele
gegevens, reglementen, voorschriften enz. Zoo ontving do bibliotheek
der Hoogere Krijgsschool het Jaarbericht van den Topographischen
Dienst over 1910 eerst den 5den Maart 1912 en is dat over 1911
nog steeds niet aangekomen.
Het gevolg van deze late beschikking over allerlei gegevens is
niet alleen, dat soms zaken vermeld moeten worden, die feitelijk
betrekking hebben op een vorig verslagjaar, doch ook, dat men
voorzichtig dient te zijn met het maken van opmerkingen of het le
veren van beschouwingen, daar deze door intusschen genomen maatrege
len in Indië overbodig kunnen blijken. Zoo werd dan in het Weten
schappelijk Jaarbericht over 1911 o. a. de wensch geuit, dat onze
militaire kaarten voorzien worden van eene ruitverdeeling, terwijl se
dert gebleken is, dat reeds in de eerste helft van 1911 door den
Legercommandant bepalingen desbetreffende werden gemaakt. In-