300
Maart. 1918.]
Korte Mededeelingen.
tusscken zijn tot op het huidige oogenblik dergelijke kaarten aan de
Hoogere Krijgsschool niet ontvangen. Waar aan deze inrichting
ook de militaire cartographie besproken moet worden, zullen enkele
exemplaren van deze kaarten ten bate van het onderwijs dankbaar
worden aanvaard.
Wordt nu nog in aanmerking genomen, dat een medewerker, die
zich reeds eenige jareD in Nederland bevindt, uit den aard der zaak
de voeling met het eigen leger meer en meer verliest, daarmede niet
volkomen kunnende medeleven, dan is het toch duidelijk, dat hij bij
beschouwingen omtrent verschillende vraagstukken, gesteld dat de
toegestane ruimte hem daarvoor gelegenheid liet, eigen meening niet
sterk op den voorgrond kan brengen. Groote subjectiviteit zou hier
van weinig wetenschappelijken zin getuigen.
Wat de toegestane plaatsruimte betreft, heeft de Commissie voor het
Wetenschappelijk Jaarbericht reeds zooveel mogelijk toegegeven aan
mijn meermalen geuiten wensch tot uitbreiding. Was aanvankelijk
slechts 2 vel druks voor het Nea. Ind. leger toegestaan, thans is dat
3 vel geworden. Doch ook binnen deze ruimte moet als het ware
samengeperst worden alles, wat betreffende het Ned. Ind. leger ver
meldenswaard wordt geacht.
Een en ander maakt, dat de bijdrage voor het Ned. Ind. leger
moeilijk anders kan zijn dan eene vrij kleurlooze vermelding van de
meest belangrijke zaken, welke gedurende het verslagjaar ter kennis
van den medewerker kwamen. Met 't oog hierop meende ik dan
ook een ruim gebruik te kunnen maken van de officieele bouwstoffen,
welke door het Legerbestuur zoo welwillend ter beschikking van het
Bestuur der vereeniging werden gesteld. Dat deze niet over alle
onderdeelen van het hoofdstuk gelijkmatig werden verdeeld en bv.
bij den Topographischen Dienst geheel ontbraken, daarvan kan den
medewerker geen verwijt worden gemaakt, daar de officieele bijdrage
niet omtrent alle onderdeelen even uitvoerig is en van den Topo
graphischen Dienst zelfs niets vermeldt.
Volkomen wordt door mij echter beseft, dat hetgeen in het Weten
schappelijk Jaarbericht betreffende het Ned. Ind. leger wordt vermeld
van weinig belang kan zijn voor de officieren van dit leger, die zich
op de hoogte houden van hetgeen in de voornaamste militaire tijd
schriften en dagbladen dienaangaande wordt geschreven en ik ben
het dan ook met den heer v. H. geheel eens, dat verandering ge-
wenscht is. Het was dan ook reeds lang mijn voornemen om na
terugkeer in Indië pogingen in het werk te stellen om daartoe te
geraken.
Naar mijne meening ligt het geheel op den wes der Indische Krijg-s
kundige Vereeniging om een Wetenschappelijk Jaarbericht uit te geven,
in het bijzonder ten behoeve van de officieren van het Ned. Ind. leger,
Hierin zal dan gelegenheid bestaan om betreffende de verschillende
wapens en dienstvakken belangrijke vraagstukken te bespreken, daarbij