304 Maart. 1913.] Korte Mededeelingen. Toktïeb. De handelingen van aanvoerders en onderaanvoerders gaven blijk van een sterk ontwikkelden offensieven geest. De divisiën marcheerden bij voorkeur in 2 evenwijdige colonnes, gevolgd door eene hoofdmacht. Verder bleek bij deze manoeuvres weder eene groote voorliefde voor eene buitengewone breedteuitbreiding der gevechtsfronten. De stafdienst. In de staven van de partij- en divisiecommandanten werd rustig en stelselmatig gewerkt. De bevelen werden vlot geredigeerd, geagen deerd en verzonden. Meestal maakte de chef v/d staf van elk uit te vaar digen bevel het concept op. Tussehen den bevelhebber en hem had bij het voorleggen van dat concept soms een kort overleg, nimmer eene langdurige beraadslaging plaats. De infanterie. De ondersteuningstroepen maakten een ruim gebruik v/d verspreide orde, tenminste op open terrein, zoodra de afstand tot de vurende linie des vijands 1200 M. en minder bedroeg. De infanterie was goed gerefend in het vlug opwerpen van dek kingen. Zoodra eene stelling werd ingenomen, begonnen de manschappen zich in te graven. Was de dekking gereed, dan werden de geweren op de borstwering gelegd en dekten zich de soldaten. Bij den aanval ging de inf. herhaaldelijk met veel élan tot aan het middel door het ijskoude water en wanneer een dijk of grintbank daartoe aanleiding gaf, werd ook de vuurstelling in het water gekozen. Bij den aanval werd steeds overeenkomstig het veranderen van den afstand het vizier versteld. Ook buiten het toezicht van hunne meerderen brachten de manschap pen het geweer immer behoorlijk in den aanslag. In het beslissende oogenblik bij den aanval namen afdeelingen uit de tweede en derde gevechtslinie daaraan in gesloten orde deel. Om den offensieven geest aan te kweeken, werd het tegen attaqueeren immer toegepast. Tot het overbrengen van berichten en bevelen tussehen de onder- deelen van de gevechtsorde werd een ruim gebruik gemaakt van ver bindingsketenen de manschappen riepen elkander de mondeling gegeven bevelen toe en gaven de schriftelijke bevelen in den looppas door. De Cacalerie. De paarden der cavalerie en der veldartillerie kunnen over 't alge meen goed worden genoemd; de thans verkregen indruk was veel gunstiger dan die in overige jaren. Ook de wijze, waarop de cavalerie de haar opgedragen taak uitvoerde, toonde aan, dat thans niet meer mag worden gesproken van de minderwaardige Japansche cavalerie, welke uitdrukking nog al vaak in beschouwingen over den R. J. oorlog wordt aangetroffen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1913 | | pagina 64