Leger en vloot bij de verdediging v. Ned.Jndië. [Maart. 1913. Thans het 2de gedeelte van het betoog, waarin de heer Nijweide de quaestie van bondgenootschappen aan critiek on derwerpt. Hoewel we ons niet verplicht achten om stellingen te verdedigen, die we niet hebben neergeschreven, zullen we toch den heer N. in zijn critiek volgen om sommige zaken recht te zetten en om daar, waar inderdaad onze zienswijze verschilt, te trachten onze meening te verdedigen. De heer N. vangt dit gedeelte van zijn critiek aan met de woorden: „Thans nog een enkel woord over de hoofdge dachte in het le gedeelte van schrijvers studie". Hij had zich de moeite van dit analyseeren kunnen be sparen. Dat we zelf in den aanvang van het 2de gedeelte van ons opstel (blz 1167) de hoofdgedachte van het le deel geresumeerd hebben, is hem blijkbaar ontgaan. We vinden dit jammer, hij zou anders wellicht de verrassende ontdek king hebben gedaan, dat zijn resultaat belangrijk van het onze verschilt. Het doel toch van het le gedeelte—we zien ons genood zaakt het op blz 1167 vermelde hier nogmaals neer te schrij venwas: Zoo min als die andere mogendheden kunnen wij alléén den strijd aanbinden met een groote zeemogendheid. Als we daarmee geheel alleen moeten vechten gaan we onher roepelijk te gronde. Om in dat geval ons bestaan te redden 247 »het weerleggen van de meening, dat de defensie van Nederlandsch-Indië tegen buitenlandsch geweld alleen dan aan een vloot zou mogen worden «opgedragen, wanneer deze opgewassen zou zijn tegen die van de krachtig ste maritieme mogendheid om of in den Stillen Oceaan, en dat indien «zulk een vloot voor ons om welke reden dan ook niet bereikbaar is eene «verdediging van ons Indisch rijk onmogelijk is en ons niets anders zou «overblijven dan de verdediging van een enkel eiland »Maar naar onze overtuiging is de hierbovengenoemde eisch «onjuist, en wordt die onjuistheid bewezen door het handelen van die an- «dere mogendheden, die evenmin als wij ooit kunnen hopen te beschikken «over een vloot, krachtiger dan die van de krachtigste maritieme mogend- «heid. Haar politiek iseen zoo krachtig mogelijke vloot en hechte «bondgenootschappen".

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1913 | | pagina 7